zaterdag, oktober 13, 2012

Stortvloed am See


Alsof het niets is, giet ik mijn glas wijn in één teug achterover. Ik toast er nog een paar shotjes tequila achteraan en maak mij vervolgens klaar om het nachtleven te bestormen. Alsof ik nooit ben weggeweest en alsof ik door iedereen gekend ben.

Mooie mannen en hippe meiden groeten mij zodra ik en mijn entourage onze entree maken en binnen de kortste keren zie ik mijzelf het middelpunt zijn op de dansvloer en kan ik mijn portemonneetje in mijn achterzak houden. Drankjes ontvang ik, in plaats van dat ik ze koop. Ik hoef maar te knikken of een rietje van de duurste cocktail staat alweer aan mijn lippen.

En zelfs al komt er een moment dat ik met een leeg glas in mijn handen sta en een nieuw drankje bestel bij de bar, dan nog zegt de barman tegen mij: “Nee” terwijl hij me met een brede grijns aankijkt: “Nee, Merijn, jij bent veel te mooi om voor een drankje te moeten betalen. Deze is van de zaak”.

Ik zucht en bloos en vervolg mijn pad door de dansende en zwetende menigte met hun ogen allen gericht op mij, terwijl ik mij afvraag hoe het personeel hier mijn naam weet terwijl ik die zelf vergeten was. “Ze is weer terug” wordt er om mij heen gefluisterd en hoe erg de mensen hun best ook doen om te zorgen dat ik het niet merk, ik merk het toch. Dat ze over mij praten. En dat het alleen maar lovende woorden zijn.

Ik zie aan de blikken in hun ogen dat ze niet jaloers zijn. O nee, ze gunnen het mij allemaal. Ze gunnen mij allemaal dat mooie plekje op de wereld dat ik zo graag wil. Waar ik zo lang naar op zoek ben geweest.

Ik zie mijzelf in slow motion over een rode loper paraderen met de halve wereld aan mensen aan mijn zijde. Gooise trutten, Amsterdamse stadsmensen, vieze zwervers, gangsters, kinderen, boeren, bejaarden. Iedereen die zich geacht voelt aanwezig te zijn, is aanwezig.

Ik reik naar het bovenste puntje in de verste verte en moet al mijn spieren spannen en al mijn kracht verzamelen om het te kunnen aanraken. Het beweegt zich ontzettend ver weg en met elke stap die ik vooruit zet lijkt het weer een paar kilometer door te schuiven, bij mij en mijn achterban vandaan.

Maar als ik dan mijn langste vinger van mijn grootste hand van mijn langste arm helemaal uitstrek, en mijn nagels nog een klein stukje laat groeien, kan ik het net aanstippen. Dan kan ik het aantikken en beetpakken. En tot me nemen en uitwerken.
Dan kan ik mij mijn naam weer herinneren.

Hoogachtend,

Zum Kotzen