Vraag mij maar niets. Ik kan geen antwoord geven op niets.
Op mijn rug in het gras met een grote spriet in mijn mond, staar ik naar de
wolken. Als jij mij vraagt hoe het kan dat wolken soms vlokkerig zijn en soms
op een grote wollige wat lijken, waar je je hoofd in wilt stoppen en voor
altijd in wilt verdwijnen, zal ik zeggen dat ik geen antwoord weet op niets.
Ik doe maar wat en iedereen kijkt toe. Jij doet maar wat en
ik kijk toe. We doen allebei soms hetzelfde maar we kijken niet goed genoeg om
van elkaar te jatten wat goed werkt en uitbannen wat niet. We vinden het wiel keer op
keer opnieuw uit en als ik geen antwoord weet op niets zul jij op zoek gaan en
schreeuwen en opscheppen, zonder te zien dat ik meer weet dan ik denk.
Dromen zijn heel haalbaar. Zolang ze opgeschreven staan. Zolang
ze geen vage lucht blijven en uitgesproken worden. Zolang ze paars zijn en roze
en zo fel oranje dat je ogen ervan samenknijpen en zolang het ruikt naar
voorjaar en naar een nieuwe missie.
Ik doe maar wat en iedereen kijkt toe. Soms doe ik steeds
hetzelfde zonder te realiseren dat ik dat doe. Soms loop ik naar de keuken om
iets te pakken, zonder op tijd te realiseren dat ik dat niet meer hoefde te
doen. Of waarvoor ik ook alweer naar de keuken liep. Mijn favoriete muziek
galmt uit de boxen en ik kan geen antwoord geven op niets want ik kan geen van
jouw vragen verstaan. Ik wil jouw vragen niet horen want soms wil ik geen
uitleg hoeven geven.
Soms wil ik gewoon liggen, op mijn rug in het gras met een
grote spriet in mijn mond, starend naar de wolken. Starend naar de gebakken
lucht, die al een vreemd, verbrand luchtje begint af te geven.