zondag, december 15, 2013

Belletje lellen

Denk je het te weten, weet je het eigenlijk niet. Denk je het nooit te zullen weten, komt het eigenlijk goed. Een woord, een kans, een stap. Het lijkt allemaal maar toevallig te zijn en nooit in jouw handen geweest.

In de tram, zoeken op straat, om je heen kijken of de tijd uitzitten. Ben je een pessimist als je op een zo prettig mogelijke manier de tijd probeert door te komen? Ik probeer de tijd door te komen, op mijn best. Mijn handschoen ligt op straat en een fietser rijdt er overheen. Als ik het oppak zie ik een bandenspoor van hondenpoep over de middelvinger staan. Ik geloof dat dit toeval is en geen bewuste aanval op mijn persoonlijkheid.

Ben je een pessimist als je gelooft in dom toeval in plaats van dat alles wat je overkomt voor jou bestemd is? Ik geloof in dom toeval bedoeld voor mij, want dom is het nieuwe lot. Soms pakt dom goed uit en soms slecht. Maar slecht is nog altijd niet slecht vergeleken met mensen die hun gezondheid niet mee hebben, want wat dat betreft heb ik niets te klagen. Klagen mag sowieso niet hier in Nederland en trouwens, ik ben liever naïef dan dat ik nooit een sprankje hoop voel en als Scrooge met borsten en een kut door het leven ga. Pardon voor mijn woorden.
Ik bedoel maar te zeggen dat we, in het kader van de kerstgedachte, soms best mogen geloven in dom toeval en in handschoenen die bij elkaar passen, poep eraan of niet. Ik trap ook wel eens in de krant op mijn stoep voor de deur, om het vuur uit te maken.

woensdag, december 04, 2013

Lekker grillig

Links. Rechts. Doormidden. Door het midden. Er doorheen. Rechtsom. Iets meer links aanhouden, verstand op nul en gaan. Er voor gaan, zonder na te denken. Zonder te stoppen stap na stap nemen. Rechtdoor. Er doorheen.

Ik werd ’s nachts wakker en kon even niet meer slikken. Ik kon even niet meer ademen.  Pas toen ik het raam open zette begon mijn hart weer bloed rond te pompen. Ik dacht bij mezelf: waarom zoek ik altijd de lach op? Geef ik het nu al op? Kan ik het niet aan?

Ik liep mijn nieuwe keuken in, in mijn nieuwe huis, zonder het licht aan te doen. Ik hoefde niets te zien. Ik had geen zin om iets te zien. Ik deed alles op de tast. Ik opende het keukenkastje en greep naar een boterham en de pot pindakaas. Uit de lade haalde ik een mes, nadat ik mij pijn had gedaan aan een scherpe vork die zijn poten in mijn handpalm zette. Godver. Ik kauwde op een droge boterham met pindakaas om het slikken weer op gang te brengen en bedacht me dat ik dan aan pindakaas geen goede had gekozen.

Ik vroeg me af of ik überhaupt ooit het goede had gekozen. Had ik ooit iets gekozen? Of overkomt alles mij altijd gewoon? Rechtsom, linksom, heel hard gassen en dan later afremmen omdat het beslag legt op de zuurstofaanvoer. Heb ik gekozen rechts te gaan? Wil ik niet liever naar links? Zal ik het ooit weten?

Voor mij ligt een rotonde terwijl mij aangeraden is eens een scherpere hoek te maken. Een grillige hoek. Een spannende, gevaarlijke bocht, gelijk aan in het donker een keuken inlopen die volstaat met gevaarlijke elektrische apparatuur zoals een keukenmachine, blender en tosti-ijzer.


Ik legde mijn boterham met pindakaas onder de grill, in de hoop dat het onverwachts spannende dingen zou opleveren. 

Ik constateerde dat ik liever op een veilige weg rijd, dan een waarnaast een ravijn ligt en geen hekje is. Die boterham was namelijk echt niet te vreten.

zaterdag, november 09, 2013

Homo sapiens in spé

Radio aan of televisie en de laptop en de smartphone. Stereo en wi-fi en een oplader voor de elektrische tandenborstel en de wasmachine en de magnetron en een ruimte, niet verdeeld in comfort, maar verdeeld in stopcontacten en snoeren en straling.

Ik snuif de geur van elektronica op terwijl ik een laatste apparaat in het stopcontact steek. Buiten waait de wind en zingt de lucht en is de zuurstof en binnen is het warm en benauwd en beelden en lichten flikkeren en diep in de nacht dreunt de muziek hard en flitsen de lasers op het plafond en creëren een driehoek en nog meer vormen die niet vanzelfsprekend voorkomen in de natuur. Mijn oren bedompt en pupillen die flikkeren. Ze proberen scherp te stellen in het licht dat de maan schijnt op de stad en mijn fiets en mijn sleutel dat ik in het stopcontact probeer te steken maar mijn hoofd bonkt en het moet eigenlijk het sleutelgat zijn.

In mijn pyjama met mijn voeten op de koude, natte stoep. Zwarte stof zuigt zich vol en maakt mijn lichaam ijzig en ik dwaal over straat en overweeg terug naar huis te lopen om mijn slaapzak te halen.

De blaadjes ritselen als ik mijn bedje uitrol op de harde grond. Boven mij een gefabriceerd dak van grote takken, kleinere takjes en mos. Naast mij een knapperend vuurtje van hout dat ik met moeite aan heb gekregen omdat het uren duurde voordat het hout droog was maar nu is het behaaglijk en ik ruik de geur van dennen en kruiden en vers stromend water naast me.

’s Ochtend volg ik het stromende beekje en spring ik in een groot, helder meer waar ik op uitkom na een wandeling van uren. Naakt.

Ik zwem en ik zwem en met mijn handen vang ik een vis, die ik daarna met een eigengemaakt mes ontleed en oppeuzel. Als toetje pluk ik bessen en bramen uit de dichtstbijzijnde struik. Ik droog op in het lichte briesje dat aanwezig is.


In de loop van de middag geniet ik van het laatste zonnetje met uitzicht op het schitterende water en ik zing een heel hard en vals lied en bedenk me hoe fantastisch het zou zijn geweest om te leven in de prehistorie omdat je in die tijd nog niet hoefde te denken aan  wanneer hij die nieuwe profielfoto van je nu eens zou gaan liken, en of hij jouw nieuwe profielfoto eigenlijk wel mooi zou vinden en je hoefde niet te denken aan of je je baas wel of niet zou accepteren en geen manier hoeven bedenken over hoe je jezelf online wil presenteren en keuzes maken aangaande je privacyinstellingen want jezelf niet online presenteren is ook een keuze en dat zegt ook weer iets.

zondag, november 03, 2013

Neverland in Nederland

Een klein hoekje, in het lokaal. Jurkje aan, lippenstift op de wangen. Een mini-keuken. Slaan met lepels op pannen. Handjes in de verf, handjes op papier. Spelen op het plein.

Hinkelen, Huppelen, rennen, zingen, glaasje limonade. In de rij voor de schommel. Glaasje limonade. Verjaardagsfeestje, in thema. Feeën, cowboys, zwemmen of koken en ‘s avonds met nieuwe cadeautjes in bed en dromen over het volgende feestje. Zomervakantie en schooltje spelen en buiten spelen en buiten barbecueën tot het donker is en bedtijd is geweest.

Dromen van zomers en dromen van dingen die komen gaan. Een man en een huis en een kat en een plant op de vensterbank en een leuke baan en in het weekend om de tafel met vrienden en wijn en lange boswandelingen en herfstbladeren zoeken met een grote familie.

Ik zoek herfstbladeren om de hoek. Stap met mijn laarzen door de grote berg droge bladeren op het pad. Ze kraken onder mijn voeten. Krakende bladeren en omgewaaide bomen en één dikke, grote boom, gevallen op de speeltuin. Het huisje met kleine glijbaan verpletterd door de kracht van de stam. Takken met bladeren steken door het gat dat ooit een raampje was, waar ik doorheen keek en zwaaide naar mijn ouders.

Ik zit op de wipkip. Heen en weer. Ik zit op de wipkip want deze staat nog in de speeltuin en ik wil voor altijd op de wipkip blijven en doen alsof ik erop pas en mijn benen niet te lang zijn voor de wipkip. Ik wil deze wipkip mee naar huis nemen, vóór hij ook verloren zal gaan en er geen plek meer zal zijn om af en toe gewoon heen en weer te gaan, in plaats van, linea recta, vooruit.

Met al je dromen en je wensen en je keuzes en je talenten en je mogelijkheden en je verwachtingen en je kansen en je vooruitzichten en je toekomstperspectieven en je idealen en je goede eigenschappen en je capaciteiten en je kunsten en je kennen en je kunnen en je krassen en je barsten en je breuken en je belemmeringen en je bezorgdheden en je angsten en je falen in het terugvinden van de speeltuin, af en toe.

dinsdag, oktober 29, 2013

Jeu de futloos

Begin jij maar. Gooi de dobbelsteen. Jij bent hier de jongste. Zet maar een stapje. Met een rode pion of een blauwe of door welke kleur pion dan ook je vertegenwoordigd wilt worden. Of nee, misschien kan ik beter beginnen. Want ik speel dit spel voor het eerst. We kunnen er ook over stemmen. Een democratisch besluit nemen.

Een ‘voor’ of een ‘tegen’,  of wacht, misschien werkt een meerkeuzevraag beter? Ik hield altijd heel erg van meerkeuzevragen. Dan kon ik gewoon afgaan op mijn eerste gevoel en mijn eerste gevoel klopt altijd. In de praktijk deed ik dan nog wel mijn best om mijn eerste gevoel hard tegen te spreken en van tafel te vegen, om te bewijzen dan ik een zelfstandig denkende persoon ben, die niet maar meteen handelt naar wat hij voelt maar het eens goed van alle kanten bekijkt. Ik deed mijn uiterste best om met de meest correcte en meest relevante argumenten te komen, waarom antwoord B niet zou kloppen, en het, volgens gegevens gebaseerd op empirisch onderzoek door mijzelf, antwoord A moest zijn. A komt toch altijd vóór B, niet?

Je zet stap A en dan volgt pas B en als je het dan goed hebt komt de letter C en wie weet red je het deze ronde wel tot stap F. Wanneer je je in dit gebied begeeft hoef je je helemaal niet meer bezig te houden met jezelf als volwassen, autonoom en onafhankelijk persoon, nee, in deze fase gaat het er gewoon om wie de meeste stemmen heeft. En misschien wordt er in overweging genomen wie er vorige keer gewonnen had, dus is het van belang dat de ander nu al het geld krijgt. Dit om de wereld een beetje in balans te houden. Dan is het dus niet meer relevant wiens gevoel wat zegt of wat er eigenlijk waar is.

Een paar stapjes in de goede richting, hoge ogen gooien misschien en dan naar de grote buit en dan, uiteindelijk, weer terug naar Start. Iemand aan het begin. En iemand halverwege en iemand aan het eind, voordat hij weer bij Start terecht komt. Dat houdt het spelbord in balans.

Maar wanneer komen we dan eens samen?

zaterdag, september 28, 2013

Omvliegen

Ik ben een vlieg op de ruit van een grote vrachtwagen. Maar dan zit ik aan de buitenkant van de ruit in plaats van aan de binnenkant. Aan de binnenkant van de ruit terecht komen zal zeer zeker niet prettig zijn; ik zal mij eeuwig een weg blijven zoeken naar buiten deze ruit, tot mijn hartje het begeeft en dan zal mijn droge lijkje op de vloer terecht komen en uiteindelijk verteren onder de autostoel, maar ik weet het zeker; aan de buitenkant van de ruit terecht komen is erger.

De vrachtwagen begon te rijden vóór ik het door had en hoewel ik nu nooit meer het gevoel zal hebben dat ik nergens bij hoor, voel ik mij beangstigend vrij en opgesloten tegelijk. Ik probeer met een pootje af te zetten op het stoffige raamkozijn om mij opnieuw een weg te banen in het heelal dat Nederland heet, maar de wagen rijdt een bocht om iedere keer als ik bijna tot deze actie kom. Een ijzige, warme wind stoot en loeit tegen mijn oogkassen en maakt ze vochtig. Mijn zachte vleugeltjes worden hard tegen mijn tere lijfje gedrukt en mijn mond vangt een veel te grote hap lucht als ik mijn mond open trek om heel hard ‘STOP!’ te roepen naar de chauffeur aan de andere kant van het raam. ‘STOOOP!’.

Zo zit ik daar, kilometers lang. Met mijn vleugeltjes en mijn lijfhaartjes mee deinend in het spiegelbeeld van de richting van de bocht. Als de chauffeur tegen de wind in rijdt, voel ik mijn pootjes als zuignappen op de ruit gedrukt, zonder dat mijn pootjes daadwerkelijk zuignappen zijn en ik voel me alleen.

Ik vraag me af of ik de enige vlieg ben met zuignappen als pootjes of ben ik juist een uitzondering als ik deze niet heb? Ben ik de enige vlieg die aan de buitenkant van een ruit komt te zitten en het weet te presteren deze glasplaat niet meer te verlaten? Na een aantal kilometers waar ik mij niet meer bewust ben van de druppels die over mijn kleine vliegenwangen stromen, begin ik de angst voor het zitten aan de buitenkant van deze ruit, om te zetten in een kunst. Een sport. Een concours.

Nu surf ik. Van bestemming naar bestemming. Van het een naar het ander. Ik surf door de dag heen en ik surf door de nacht, zelfs als mijn chauffeur zijn vrachtwagen de benodigde nachtrust geeft op een parkeerplaats langs de weg.

‘s Ochtends maakt het vroege ochtenddauw mijn spiertjes soepel en klaar om een nieuwe dag door te komen met plank surfen. Sky riden. Droomvliegen.

dinsdag, september 24, 2013

Frisjes

Laten we samenkomen vanavond. Laten we doen alsof het gewoon niet anders moet zijn. Jij een boterham met pindakaas en ik zingend onder de douche. Ik tel tot vier en dan begint het te regenen en lopen we er door heen. De regen gaat over in stortregen en de stortregen verandert in hagelstenen en uiteindelijk komt daar dan de sneeuw en de vrieskou en dan wordt het heel helder en zonnig, maar koud tegelijk.

Ik tel tot vier en dan heb ik een hoedje van papier voor je gemaakt, die kan je opzetten tegen het vriezen. Doe hem maar direct op hoor, je kunt beter geen risico nemen. Voor je het weet zijn je hersens vastgevroren in je schedel en kun je eigenlijk niet meer zo goed zien wat er allemaal speelt en wat er gaat gebeuren. Die linker- en rechterhersenhelft zijn dan de kluts kwijt en je zult eerst weer moeten ontdooien vóór je iets kunt zeggen.

Ik tel tot vijf en dan sta je daar op het ijs, oké? Met een muts en schaatsen en dikke handschoenen ook al is het nog maar het begin van de herfst het is belangrijk goed voorbereid te zijn. Voorbereid zijn op wat komen gaat.

De ijspegels druppelden van jouw neus en van mijn neus en zijn nu vastgevroren maar met een zuchtje warme adem beginnen ze weer te lopen. En onze hersens weer te kraken. Dan maakt het eigenlijk ook nog maar weinig uit dat ik met lange, soepele slagen, met mijn stomme hoofd door blijf schaatsen en schaatsen en schaatsen tot ik mijn concentratie verlies en een wak in rijdt waar een rood-wit afzetlint omheen is gezet met ernaast een levensgroot bord met ‘WAK’ erop


zondag, september 22, 2013

Bibberpen

Geen één weet hoe het precies zou moeten gaan. Niets of niemand. In principe is het ook altijd anders. Dat wat je verwacht komt helemaal niet uit zoals je zou denken en wat je niet verwacht gebeurt juist. Juist.

Een, twee, drie, vier, hoedje van papier-verhalen en ondertussen bedenken of je al weet hoe het verder zal gaan. Hoe het zal aflopen met de hoofdpersoon en met de bijfiguren. Niet wachten met actie tot je het zeker weet. Beter blijf je de lijntjes vullen met woorden tot er een punt komt achter een zin. En de zin daarop. En de zin daarop.

‘Meneer, weet u misschien hoe ik een stapje vooruit kom?’ De meneer knikt van nee, maar aan zijn gezicht is af te lezen dat hij begrijpt hoe vervelend het is niet te weten. Niet te weten hoe. De meneer pakt haar bij de hand en brengt haar naar werelden en verhalen en bergen en bomen en huizen van andere mensen. Door de ramen kijkt ze naar binnen en naar de conversaties luistert ze, maar ze weet nog steeds niet hoe.

‘Meneer, weet u misschien hoe ik de blaadjes kan doen stoppen met vallen?’. De meneer knikt van nee, maar aan zijn gezicht is af te lezen dat hij ook graag de oplossing zou willen weten. Geen blaadje meer op de grond en geen vragen meer over wie er schuldig is of niet. Geen woordjes meer die schuld krijgen of gaten graven in een harde grond en héél vele lelijke dingen veroorzaken. Brrrr.

De meneer de hoofdpersoon heeft geen gezicht, maar begint zich wel langzamerhand in de richting van het einde van het schriftje te begeven. Bbbrrrrr Bbbbrrrrrrrrr.


De meneer de hoofdpersoon heeft geen eigen gezicht en heeft geen idee hoe het precies zou moeten gaan. Snap jij het, snap ik het?

zondag, september 15, 2013

Kakafonie

Schaar, lijm, verf, papier. En ook nog papier om het ene papier op het andere te kunnen te plakken. Papier om te verkreukelen, papier om te bekliederen, papier om te verscheuren, papier om op te eten. Papier om op te eten en daarna weer op te plakken. Met de ‘lijm van het menselijk leven’. De meest natuurlijk lijm, die ontstaat uit de diepste, meest gore grotten van het lichaam. De plekjes in de ziel waar vocht veelvoudig aanwezig is.

Die bergruimte in jouw lijf waar je altijd uit kunt putten. Een eeuwige bron van collages. Aan tafel met een leeg vel voor je neus en dan met de grootste kwast het meest lelijke maken wat je ooit gemaakt hebt en veel te hard meezingen met de muziek die per ongeluk opstaat en te gek is. Het liefst vals als het kan.

Een leeg vel. Wit van top tot teen. Hoewel wit geen vereiste is, want een geel vel is, als je het van de andere kant bekijkt, óók een leeg vel. Het is alleen geel. Maar het zal net zo goed gevuld worden als je per ongeluk een groot glas limonade morst en het per ongeluk een van je mooiste werken ooit is. Steek het per ongeluk in de fik, zou ik zeggen, laat die touwtjes vieren en kijk wat er uit komt rollen en, Oh, vergeet in de tussentijd niet in leven te blijven en elke dag een stukje langer te lachen. Het liefst over iets wat je in eerste instantie helemaal niet grappig vindt.

Elke dag een stukje langer lachen en een stukje harder en een stukje onverwachter en een stukje meer plompverloren lachen. En ook een stukje meer plotseling zodat HAHAHAHAH iedereen om je heen wel mee moet doen en zichzelf per ongeluk ook verliest in jou. 

maandag, juli 01, 2013

Proviand

Dan is doei zeggen weer niet zo leuk. Maar nooit hoi zeggen vooraf is nog veel minder leuk. Soms wil ik hoi zeggen en je in mijn mandje stoppen en mee naar huis nemen. Tussen een prei en een volkoren brood. Tussen een pot pindakaas en een pak yoghurt. Geen doei meer maar ‘HALLO, WIL JIJ MET MIJ MEE NAAR HUIS?’ en dat jij dan zegt 'ja hoor' en met je billen in mijn plastic mandje neerploft dat-ie bijna kapot breekt.

Afrekenen bij de kassa en dan op de fiets naar huis met een grote glimlach die niet meer weg te krijgen is en je dan, thuis aangekomen, in mijn voorraadkastje stoppen. Zodat ik, als ik zin heb in iets lekkers, ik de keuken in kan lopen, het kastje open kan doen en dat ik jou dan zie.

Soms moet ik dan eerst bepalen of ik echt honger heb of dat het iets anders is dan eetlust, maar je staat in mijn voorraadkastje dus ik kan zelf bepalen of ik je ga opeten of niet. Ik kan zelf bepalen hoe ik je ga klaarmaken of dat ik je gewoon puur naar binnen werk. Met mes en vork of met mijn handen. Met mijn handen door je haren en na de maaltijd een haar achter mijn kiezen vandaan trekken, maar dat vind ik helemaal niet erg.

Want oh wat heb jij het fijn daar in mijn voorraadkastje! Tussen de crackers en de rozijntjes. De pasta en de rijst en de potten augurken en bonen. De thee en de koekjes. De bloem en de miehoen en de aardappelen en het zout en de ketchup en de kappertjes. Het zal wel een beetje claustrofobisch voor je zijn daar maar dat vind je helemaal niet erg en als je heel goed je best doet dan mag je misschien verhuizen naar een plank buiten het kastje, tussen de wijnglazen en de waterkan. Dan heb je het echt goed getroffen, als je bij mij thuis op de plank staat, tussen de wijnglazen en de waterkan.

maandag, juni 10, 2013

Spuitbus

Een heel klein eilandje. Met stenen en zand en bos en water. Met maar één levend wezen. En misschien nog één klein kriebelbeestje onder het oppervlak van de aarde. Één kriebelbeestje met zes krioelende pootjes. Pootjes die lijken alsof het er veel meer zijn dan zes en die in het bijzonder heel erg krioelen als het beestje op zijn rug ligt.

Jij bent de enige mogelijke persoon die het beestje van zijn rug zou kunnen helpen en zijn leven kan redden. Of ben jij misschien ook niet in staat het dier van zijn ondergang te weerhouden? Ben je sterk genoeg? Ben je dapper genoeg? Durf je hem aan te raken of ren je gillend weg en verstop je je achter de dichtstbijzijnde boom bij het aanzicht van zijn doorzichtige onderlijfje, waar duidelijk te zien is hoe het beestje in elkaar is gezet. Ingewikkeld systeem. Taaie kost. Jezus.

Een eiland met één levend mensenwezen en misschien nog één levend wezen van een andere orde. Twee zielen op één eiland. Twee levens op één plek. Twee stemmen in een lucht. Twee stervelingen in één strijd. Survival of the fittest. Oh, gaan we zo beginnen? Kom maar op. Bring it on. Rot toch op.

Lijkt me duidelijk.

vrijdag, mei 10, 2013

Woonst


Ik zeg niet dat ik erom heb gevraagd, maar er begint zich toch daadwerkelijk een patroon te ontwikkelen. Een ruit. Gevolgd door een cirkel, gevolg door een zaagtand. De zaagtand van het geluid van een viool. Zo ziet de geluidsgolf van een viool eruit, als een zaagtand. Wist je dat?

Die zaag is vrij scherp en de cirkel lijkt het niet meer te kunnen winnen van hem. De ruit heeft het sowieso al veel eerder opgegeven en doet niet eens meer een poging de zaag in te maken.

Zo heeft de zaagtand het welslagen behaald en is vrij om te zagen waar en wanneer hij wil. En in te zagen op wie hij in wil zagen. Met een hoge trillingsfrequentie baant de zaagtandgolf zich een weg door het gebied. Onderweg ruimt hij alles op zijn weg aan kant en ieder die bang is voor zijn scherpe gebit maakt zich uit de voeten, vertrekt met de benenwagen vóór een pijnlijke wond wordt toegebracht. Een opgewekt yabadabadoo kan er meestal ook niet van af en kort erna is het weer stil, koest, roerloos.

Zwijgzaam durven incidenteel de andere geluidsgolven zich te laten zien. Maar zodra zij crescendo maken vallen zij in het magnetisch veld van de verschrikkelijke zaagtand. De almachtige, bloedstollende, huiveringwekkende zaagtandgolf met zijn snerpende klanken die glazen doen breken en ook harten.

Fred Flinstone mocht blij zijn dat hij in de steentijd leefde, waar scissors en ander metalen gereedschap het niet gewonnen zouden hebben van zijn huis. 

donderdag, mei 09, 2013

A certain lack of coherence


Doe weg, ruim op. Kijk niet om. Zet de muziek wat harder en loop door. Je kunt niet meer aarzelen nu, de snelweg achter je is gesmolten. Het asfalt nog nasmeulend onder jouw ogen en een laatste uitgedroogde kameleon steekt over. Verander van kleur. Beken kleur, maar vergeet jouw kleur niet. Steek jouw tong uit naar al dat je hebben wilt en wees niet bang voor een nieuwe tak.

Fijne tekst, hierboven. Zo eentje waarin je ergens wel kan begrijpen waar het over gaat, maar niet geheel kan plaatsen wat precies en waarom eigenlijk. Het wat en waarom is onbekend. Dit mag je zelf invullen. Wij Europeanen houden graag nog een beetje mysterie in het geheel. Waar Amerikanen het voor je uitkauwen, houden wij Europeanen het een en ander open. Op deze manier zullen jouw hersenen moeten kraken om het op te kunnen lossen of je zult erachter komen dat je het nooit kan begrijpen laat staan oplossen en je zult met een vol hoofd in bed stappen.

Met een vol hoofd in bed stappen leidt tot volle dromen en met een vol en vervreemdend hoofd wakker worden. Dit leidt tot een volle en verwarde dag en een hoofd vol vragen als de zon ondergaat. Dit leidt tot een actie van alles dat vol is weg doen, opruimen en sorteren. Dit leidt tot doorlopen en niet meer aarzelen en het nieuwe asfalt betreden dat nog nasmeult van de machinerie. Dit leidt tot een verandering van omstandigheden van de leefomgeving. Dit leidt tot een verandering van pigment.

Verandering van pigment kan een grote verandering met zich meebrengen in de communicatie. Waar jij eerst groen zag, zie jij nu paars. Waar jij eerst wit leek, ben jij nu geel. Een merkwaardige kameleon blijk jij te zijn.

dinsdag, mei 07, 2013

Schulp


Zoals het goede doel ooit heel mooi beschreef: één keer trek je de conclusie, vriendschap is een illusie. Mooi omschreven. Wat een illusie is, is dan weer moeilijk te omschrijven. Het is een niet werkelijk bestaand iets. Een schijnbare werkelijkheid. Iets wat echt lijkt, maar het niet is. Schijnheilig. Tegen beter weten in iets lekker ophouden.

We weten niet beter dan wat we doen, toch? Ik poets mijn tanden zoals ik dit ooit geleerd heb en zal hier niets aan veranderen zolang ik geen betere technieken krijg aangereikt, hoe mijn tanden te poetsen. Ik houd de schijn op dat ik mijn tanden goed poets. Ik glimlach breed met het idee dat iemand tien meter verderop verblind raakt door mijn mooie witte tanden. Tandpastawitte tanden. Die kilometers ver stralen. Die een gaatje kunnen branden in muggengaas. Die een fikkie kunnen stoken in een hoopje dorre bladeren en misschien zelfs nat gras weer droog genoeg kunnen maken om erop te kunnen zitten zonder op te staan met een oncharmante natte grasvlek op je achterste.

Mijn tanden goed en schijnheilig poetsen en dan honderd jaar slapen. Mijn tanden weer goed en schijnheilig poetsen in de ochtend en in de avond weer en dan weer honderd jaar slapen. Honderd jaren slapen tot mijn vrienden er weer zijn en samen in de avond onze tanden schijnheilig poetsen, maar dan in ieder geval niet meer alleen schijnheilig, maar samen schijnheilig en ook zonder dit te ontkennen.

Voor het slapen drinken we onze thee in stilte totdat mijn vrienden mij vertellen over hoe je kinderen verhalen moet vertellen. Ze vertellen mij een verhaaltje over een schildpad die op zoek was naar zijn vrienden maar altijd overal net te laat op bestemming was door zijn traagheid en er geen vrienden meer voor hem over waren.

Dan helpen mijn vrienden mij mijn pyjama aandoen en mijn voeten wassen en we poetsen nog één keer schijnheilig al onze tanden en we lachen naar elkaar en dan stoppen ze mij onder de wol. En ik droom van dingen die niet werkelijk bestaan. Ik droom van een schijnbare werkelijkheid. Over dingen die echt lijken, maar er niet echt zijn totdat ik niet meer weet wat echt is en wat niet.

Als ik wakker word kan ik moeilijk uit bed komen, want in mijn slaap ben ik op mijn schild gerold. 

vrijdag, mei 03, 2013

Bruisend


Een colaatje staat voor de realiteit van het leven. Als iemand een colaatje neemt, besef je dat een excentrieke, losbandige, onbedwongen avond eindig is. Dat een mooie tijd die gepaard gaat met eerder genoemde bijvoeglijk naamwoorden voorbij gaat. Dat alle mooie dingen voorbij gaan en dat het gewone leven onontkoombaar is.

Als er geen mensen om je heen waren die een colaatje bestellen, zou je je dit misschien niet beseffen en eeuwig door blijven gaan en er nooit mee stoppen. Dan zou je alle remmen losgooien en nooit een rem reparen.  Dan zou je springen en dansen tot je niet meer springen en dansen kan. Dan zou je van god los zijn en nooit een christelijke keuze maken.

Christelijke keuzes zijn onontkoombaar. Met alle respect naar ieder en enkel geloof dat er is. Een colaatje op zijn tijd moet kunnen. Sterker nog, in mijn ogen is een colaatje nodig, om de waanzin des levens aan te kunnen. Poep, pies, stront, kak, seks, geweld, drugs, cola.

Routine zeg ik je, is het woord. Niet routine tot het een sleur wordt, maar gewoon; routine. Routine, als in gewoontes. Routine, als in op je eigen toilet een plasje plegen voor je gaat slapen.  Routine, als in je aardappeltjes plat prakken voor je er een hap van neemt. Routine, als in ’s ochtend voor het raam je tanden poetsen voor je je drukke dag instapt. Routine, als in even rustig adem halen voor je een belangrijk gesprek begint. Routine, als in mooie woorden delen met vrienden en familie. Routine als in even beseffen wat best belangrijk voor je is. Routine, als in, even wat op papier zetten aan het einde van een lange dag.

Een colaatje. Het liefst met lekker veel prik.

donderdag, mei 02, 2013

SOS


De mens is van nature een egoïst. Je kunt hoog of laag springen of hoog en laag, maar wat mij betreft kunnen we er niet onderuit. Je hebt natuurlijk mensen die het net iets beter kunnen onderdrukken dan andere mensen, waardoor je zou zeggen; ‘nee, die persoon is juist zo zorgzáám en zet zich altijd in voor anderen en bakt cakes en staat áááltijd klaar’. Ik zou dan zeggen; dat doet die persoon alleen maar om zich zelf beter te voelen. Kut hè?

Kun je wel piepen en zeggen dat ik ongelijk heb of roepen dat ik een pessimist ben of een zwartkijker, nee hoor. Ik lach er juist bij als ik dat zeg. Ik doe daar namelijk helemaal niet moeilijk over. Ik omarm deze tragische paradox met open armen. Ik omarm graag een vriendin die in tranen is, met het zelfzuchtige uitzicht dat ik later bij deze zelfde vriendin in de armen kan springen als het maar blijft regenen in mijn hoofd.

In dit geval gaat het natuurlijk om wederkerigheid. Iets geven en daar iets voor terugkrijgen. Iets krijgen en daar iets voor teruggeven. Een prachtig fenomeen. Maar we kunnen nog steeds niet voorbijgaan aan het feit dat je anderen behandeld zoals je zelf behandeld wilt worden. Puur egoïstische beweegredenen. Dan wel bewust of onbewust. Het feit dat ik er nooit voor zal kiezen midden op straat een mooie drol te draaien, is omdat ik het geheel niet prettig zou vinden een mensenhoop op straat te vinden van mijn buurtbewoners. De mens vraagt ‘hé, hoe is het nu met je?’ om vervolgens dezelfde vraag terug geketst te krijgen en de mogelijkheid te nemen alle vraagstukken en hinderpalen op tafel te gooien. De mens is voor zichzelf continu op zoek naar bevestiging. Je eigen kwakkie hersenen zullen je dit niet kunnen bieden.

Ik vraag me toch nog steeds af hoe ik als mens zou fungeren op een onbewoond eiland. Niemand om me heen om mijzelf mee te vergelijken, beter te zijn, of slechter, mooier, dikker, saaier. Als ik daar een vuurtje bouw, is er niemand anders die mij een onzeker gevoel kan geven. Ik zal helemaal alleen zijn, zonder iemand anders, met niemand in de buurt.

Ik omarm ook deze paradox met een grote glimlach. De mens is van nature een sociaal wezen en kan niet zonder andere mensen en zal moeten leren omgaan met het feit dat er twintig meter verderop een nog mooier en hoger en warmer vuur gebouwd wordt. Ik zal moeten leren omgaan met het blijven komen en gaan van egoïsten en de egoïst in mijzelf. Ik verkies alles boven het hebben van een eigen Wilson.

donderdag, april 25, 2013

Eens


Vraag mij maar niets. Ik kan geen antwoord geven op niets. Op mijn rug in het gras met een grote spriet in mijn mond, staar ik naar de wolken. Als jij mij vraagt hoe het kan dat wolken soms vlokkerig zijn en soms op een grote wollige wat lijken, waar je je hoofd in wilt stoppen en voor altijd in wilt verdwijnen, zal ik zeggen dat ik geen antwoord weet op niets.

Ik doe maar wat en iedereen kijkt toe. Jij doet maar wat en ik kijk toe. We doen allebei soms hetzelfde maar we kijken niet goed genoeg om van elkaar te jatten wat goed werkt en uitbannen wat niet. We vinden het wiel keer op keer opnieuw uit en als ik geen antwoord weet op niets zul jij op zoek gaan en schreeuwen en opscheppen, zonder te zien dat ik meer weet dan ik denk.

Dromen zijn heel haalbaar. Zolang ze opgeschreven staan. Zolang ze geen vage lucht blijven en uitgesproken worden. Zolang ze paars zijn en roze en zo fel oranje dat je ogen ervan samenknijpen en zolang het ruikt naar voorjaar en naar een nieuwe missie.

Ik doe maar wat en iedereen kijkt toe. Soms doe ik steeds hetzelfde zonder te realiseren dat ik dat doe. Soms loop ik naar de keuken om iets te pakken, zonder op tijd te realiseren dat ik dat niet meer hoefde te doen. Of waarvoor ik ook alweer naar de keuken liep. Mijn favoriete muziek galmt uit de boxen en ik kan geen antwoord geven op niets want ik kan geen van jouw vragen verstaan. Ik wil jouw vragen niet horen want soms wil ik geen uitleg hoeven geven.

Soms wil ik gewoon liggen, op mijn rug in het gras met een grote spriet in mijn mond, starend naar de wolken. Starend naar de gebakken lucht, die al een vreemd, verbrand luchtje begint af te geven.

vrijdag, april 19, 2013

Vuile was


Soms moet je gewoon even niets doen. Geen bewuste handeling, geen bewuste zet, geen bewuste stap in die brei. Die pudding aan mogelijkheden en opties en keuzes en opvattingen en misvattingen en dwalingen en sprongen.

Even niets doen en door je eigen huis dwalen. Bij toeval zul je dan oprecht interessante dingen ontdekken. Hoe stof zich verzameld op gekke plekjes in de ruimte. Hoe één van de mandarijntjes in de fruitschaal sneller kleurt dan de anderen en hoe het licht van buiten een toffe geometrische driehoek met vijf benen, en later met twaalf benen, vormt op jouw laminaat. Dat kan helemaal niet, of misschien ook wel, maar je zult merken dat, door even niets te doen, er eigenlijk heel veel gebeurt.

Het zou kunnen zijn dat er enige mate van fantoompijn bij je ontwikkelt terwijl jouw been nooit geamputeerd is of dat er ineens allerlei trauma’s te verwerken zijn, die nog niet eens compleet zijn en nooit geëvolueerd zijn tot trauma. Daar zijn ze dan en dan heb je stiekem toch wat te doen.

De sokken aan het wasrek kijken mij aan. Grote witte stippen op een donkerblauwe ondergrond en grote zwart stippen op een witte ondergrond. Zoals de ogen van Elmo en Koekiemonster. Zoals de ogen van de dwerghamster die ik vroeger in een hokje hield op mijn kamer en soms vergat eten te geven.

‘Ga je nog wat doen?!’ Roept het gehele wasrek mij toe. ‘Of blijf je de hele dag niets doen?’. Niet wetende dat ik pudding morste op mijn shirt. Niet wetende dat er van alles borrelt en doet. Niet wetende dat ik grote plannen aan het smeden ben.

Even niets doen en door je eigen huis dwalen. Bij toeval zul je dan interessante dingen ontdekken. Dat het bijvoorbeeld onnodig is om in het vervolg geld te spenderen aan wasverzachter. De was wordt er niet leuker op. 

dinsdag, april 02, 2013

Betere kringen


Zoals Madelief woorden gebruikt om duidelijk te maken wat ze wil zeggen, zal ik nooit kunnen. Als kind heb ik dit volgens mij ook nooit gekund. Ondanks verhalen, ‘je was altijd een clowntje’ en ‘je kletste de oren van ons kop’, kan ik niet geloven dat ik zo gevat geweest kan zijn als Madelief. Misschien bij tijd en wijle.

Bij tijd en wijle kan ik nog steeds wel eens gevat zijn. Mits ik in een goede bui ben. Mits de omstandigheden daar zijn en alle externe factoren op hun best zijn en mijn geest op zijn meest dienstige en heldere moment. Dan wil het nog wel eens lukken en opmerking te plaatsen die de boekjes in zou kunnen. Helaas is daar over het algemeen niemand bij die de betreffende opmerking dusdanig waardeert dat hij/zij ermee naar een uitgeverij stapt. Zo een persoon is er toch nodig, wil je ooit geschiedenis schrijven. Zo iemand die in jou, of in jouw woorden, ontdekking of onderzoek, waarde inziet en zich kan indenken dat het van groot belang is voor anderen om te weten. Zo iemand spoort jou dan aan om de publiciteit op te zoeken, of tipt jou aan een goede krant.

Tot nog toe ben ik nog niet aangespoord om de publiciteit op te zoeken of getipt aan een goede krant en heb ik nog geen plekje gekregen in de dikke Van Dalen, omdat het werkwoord ‘rijnen’ nog geen extreme trend is geworden die niet meer uit de hedendaagse samenleving is weg te denken. Ik rijn, jij rijnt, wij rijnen, wij hebben gerijnt.

Tot de meest gevatte opmerking komt, tot ik mijn eigen werkwoord wordt, vermaak ik mij prima hier. En omdat ik inmiddels wel genoeg veren in mijn kont heb gekregen voor mijn verhalen, bedacht ik mij dat het niet al te schadelijk kon zijn misschien ook wat van mijn dichtkunsten online te vertonen:

Rozen zijn rood, viooltjes zijn blauw
Dat grote geld, wanneer komt dat nou?

maandag, maart 25, 2013

Sijs


En ineens weet je het dan niet meer. Of ineens weet je het weer. Wat je dacht dat je goed deed blijkt niet te kloppen, of het klopt niet dat je denkt dat je het niet goed deed. Een wip in een speeltuin is er niets bij. De glijbaan is in geen velde of wegen te bekennen.

Als kind op de schommel met de wind in je haren en dan, als je op zijn hardst gaat, je handen losmaken van de kettingen, je voeten de hoogte in richten en de rest van je lichaam erachteraan zwiepen en dan terecht kom in de natte houtjes en maar hopen dat je je enkel niet verzwikt en straks gewoon naar huis kunt lopen, want je had toen nog geen mobiele telefoon om papa of mama te bellen dat je ernstig gewond was en over de rug van papa, in brandweerhouding, thuis moest komen en er geen andere manier mogelijk was.

Een ander scenario zou kunnen zijn, op diezelfde schommel, maar in een andere speeltuin, waar geen houtjes zijn maar zand ligt, en je met je gympies beland in die mooie drol van de kat van de buren. Die kat die je normaal altijd aait maar nu niet zo leuk meer vind omdat je beseft dat hij poept. Net als het konijn van je vriendinnetje dat over je prinsessenjurk heen piest. En dat leuke roodborstje uit de tuin dat tegen het raam aanvliegt en stuiptrekkend voor je op de stoep doodgaat. En de hamster van je broer die je ’s ochtend dood aantreft in zijn radje nadat een vreemde, penetrante geur je de kamer in lokte. Ik wil door papa in de brandweerhouding naar huis getild worden en dat hij helpt om met een stokje de poep onder mijn schoenen vandaan te krijgen en dat we heel hard zeggen: iiiiieh!

En dat we dan daarna een kopje thee drinken met een koekje erbij en naar buiten kijken en heel veel dansen voor het raam zodat de domme vogeltjes nooit meer tegen het raam vliegen omdat ze denken dat het lucht is.

zondag, maart 17, 2013

Net als augurk met gesmolten chocola of champignons met cola


Je kunt je wel voorstellen dat de giraffe een voorkeur heeft voor bepaalde bladgroenten, als je je bedenkt hoe heerlijk pittig rucola van smaak is. Het een sluit het ander niet uit, een giraffe kan bijvoorbeeld het ene blad heel lekker vinden smaken, maar het andere blad toch net iets lekkerder vinden.

Het meisje had nog nooit zo driftig in haar koffie geroerd als die ene ochtend. Ze merkte dat er iets niet goed was. Met haar tong verkende zij de binnenwand van haar mond. Langzaam langs de binnenkant van haar rechterwang naar haar linkerwang en toen zij met het puntje van haar tong langs haar tandvlees gleed, kietelde dit een beetje. Ze nam een slokje van haar koffie en brandde haar gehemelte. Shit, die koffie is goed heet, dacht ze nog.

Naarmate de koffiebeker steeds leger werd, ontwikkelde de smaak van koffiebonen zich tot een permanente smaak in haar mond en vestigde zich daar om voorlopig niet meer weg te gaan. Het meisje kon niet ontkennen dat ze genoot van deze sensatie en even was daar een momentje van rust, een momentje van bezinning voor de aankomende dag. Toch had zij een vreemd voorgevoel.

Met de laatste slok van haar zwarte koffie gebeurde het dan. Met de sterke stroom vocht die in haar mond terecht kwam en door de ruimte van haar dichte mond heen sijpelde, verscheen daar, geheel onverwacht, van achter haar achterste kies in de achterste hoek van haar mond, een blaadje rucola. Een blaadje rucola dat zij de avond ervoor had verorberd tijdens het avondeten.

Vóór zij besefte dat het rucola was, maakte haar kiezen de automatische reflex om op het ondefinieerbare stukje te kauwen. De pittige smaak van rucola mengde zich met de geconcentreerde smaak van de heerlijke koffiebonen van Douwe Egberts.

BAH

dinsdag, maart 12, 2013

Mogelijkerwijs migratie


Als de wereld nog plat was, zoals vroeger, kon je tenminste weten wanneer je je doel bereikt had. Dan stond je aan de rand van de afgrond naar een groot, zwart, gapend gat te kijken en wist je honderd procent zeker dat je er was en dat je ook niet verder kon. Nu de wereld rond is, kun je blijven lopen. Je weet nooit wanneer je iets bereikt hebt, want het ene punt leidt naar het andere en je zult je hele leven lang van E3 naar A18 lopen en van A18 naar H5 en weer terug en misschien wel met een vreselijke omweg via de Egeïsche Zee of het alleruiterste puntje van Italië. En uit die legenda in de hoek word je ook niet veel wijzer.

De wereld is niet altijd op schaal berekend. Je zult vaak op de gok een prikpunt moeten kiezen en een lijn moeten leggen van A naar B. Je zult regelmatig dat ene landje met die ingewikkelde, veel te lange, naam niet kunnen vinden en wanneer je daar dan uiteindelijk gearriveerd bent, kan het heel erg tegenvallen. Dat de mensen daar dan heel onaardig zijn en het eten veel te zout. Dat je het ontbijt wat ze daar doorgaans eten helemaal niet zo lekker vind en weinig voedzaam en dat mensen elkaar gedag zeggen met een raar fluitje, welke jij niet kunt produceren omdat dit bij jou niet met de paplepel ingegoten is. Dat de mensen hun haar standaard getoupeerd dragen en dat jouw haar niet gemaakt is om getoupeerd te worden en na een paar uur weer inzakt en dat je dus nooit of te nimmer gezien zal worden als een lid van de bevolking, maar dat je ook geen geld hebt om de desbetreffende plek te verlaten. Dat zijn vreselijke dingen.

Als je maar lang genoeg wacht, zul je het noorderlicht zien. Het noorderlicht is in dit verhaal een pseudoniem voor een lumineuze verduidelijking van je leven of een beduidende en gewenste verandering die je al het andere doet vergeten en jouw focuspunt opnieuw richt op dat waardevol, prachtig en bemind en begeerd verschijnsel, namelijk liefde. Liefde, liefde, liefde en niets anders dan liefde.

Liefde, dat woord waar geen pseudoniem voor bestaat, behalve in een andere vertaling. Liefde, dat gene waardoor je gaat geloven dat de wereld rond is. Liefde, dat gene waarvoor je in een groot, zwart en gapend gat wil stappen met alle liefde. Liefde! Waardoor je ineens veel meer weet dan je denkt! Het is dat ik dit kleverige verhaal nog verstop in een muzisch jasje van landkaarten en natuurverschijnselen, anders had ik mezelf al lang van kant gemaakt. 

zondag, maart 10, 2013

Elizabethaanse optiek


Hij zei tegen mij: ‘Je loenst een beetje’. Ik keek hem aan en vroeg me af of hij besefte wat hij zojuist tegen me gezegd had. Ik keek goed naar hem en probeerde iets te vinden in zijn gezicht waarover ik een soortgelijke opmerking kon maken. Ik kon niets vinden.

Het daaropvolgende uur heb ik geen flauw benul gehad van wáár ik was en met wie. Het enige waar ik aan kon denken was mijn linkeroog dat een beetje naar binnen keek en hoe het heeft kunnen gebeuren dat mijn ouders mij dat in de afgelopen vijfentwintig jaar zijn vergeten te vertellen. Laat staan vriendinnen, met wie ik al jaren lief en leed en tranen deel, en tutavondjes waarbij topjes worden geruild, elkaars haar vorm gegeven wordt en er goede raad aangaande make-up wordt uitgewisseld. Misschien hadden ze geen goede tip voor een meisje dat loenst, geen een die de optische illusie wekt dat ze niet loenst, of misschien hebben ze het me nooit durven zeggen omdat ze mij in die mooie bubbel wilden laten waar ik niet loens, nooit geloenst heb en in de toekomst nooit zal loensen.

Ik begin ineens mijn beeld over de harde wereld van de basisschool bij te stellen. Daar waar ik dacht dat kinderen onbeschoft eerlijk en hard waren en geen enkel moeite hebben om van ieder kleinigheidje een mogelijkheid om te pesten te maken, blijkt dat ze eigenlijk heel veel empathie hebben. Géén van hen heeft mij ooit schele genoemd of een grof, maar creatief, rijmpje naar mijn hoofd geroepen wanneer ik voorbij kwam op het schoolplein. Kennelijk hebben zij allen aangevoeld dat het heel pijnlijk zou zijn de spot te drijven met zo’n dubieus schoonheidsideaal en hebben zij, heel verstandig, hun mond gehouden.

Maar nu is het aanschouwen daar.

Kom! Kom op dan geesten! Ontvrouw mij hier, laat mij bekend worden met kennis over mijzelf die ik nog niet wist en laat mij van top tot teen vollopen met afstotelijke schoonheden.

zaterdag, maart 09, 2013

In een krant op de stoep leggen en dan aansteken en dan aanbellen en wegwezen


Ineens weer zo een dag dat je besluit: ik ga het vanaf nu anders doen. Ik ga het vanaf nu anders aanpakken. Want ik wil het. En als ik het wil, dan kan het. Je bent realistisch genoeg om te weten dat het uiteraard niet ineens zo drastisch anders kan, maar je weet ook dat als je er niet in gelooft, je helemáál niets kunt bereiken op deze aardbol.

Het leven is helemaal niet kort en snel voorbij, de weken misschien wel, maar het leven duurt vrij lang kan ik uit eigen ervaring concluderen. Dit is die ene scène uit de film waarin alle personages in het verhaal één voor één in beeld zijn en hun verleden en heden overdenken en zich beseffen wat ik zojuist heb gezegd.

Misschien is er nog een voice-over van een van de hoofdpersonages die het zelfs hardop zegt. De één eindigt in de film misschien op een minder goede positie dan de andere; die mooie vrouw kijkt naar haar man terwijl ze weet dat hij vreemdgaat maar ze zegt hem nog niets en glimlacht in slow motion naar hem, het kind ligt met open ogen in bed terwijl er op de achtergrond geluiden klinken van huiselijk geweld en die ene blikkenwisseling tussen die twee mooie, jonge mensen bloeit aan het eind uit tot iets moois en ze besluiten samen om ervoor te gaan, maar allen weten zij dat het waar is.

Het leven is lang. En het leven is soms zwaar, als een goede oneliner in de film. Het leven is soms zwaar, als het kauwen op een mondvol droge ontbijtkoek. De smaak is goed en dat beetje boter zorgt ervoor dat alles samenkomt maar de kaakbeweging die je opeenvolgend moet maken om die klont weg te krijgen en vloeiend door je keel te laten sijpelen is geheel niet prettig. Soms zou je liever willen ontbijten met een banaan die je zonder gedoe naar binnen kan schuiven of een rottige periode door met een handjevol rozijntjes om op te sabbelen, net als toen je klein was en in de buggy zat.

Ik wil nooit meer ontbijtkoek. Ik wil lurken aan dat bruine krentje tussen mijn vingers totdat ik niet meer weet of ik het rozijntje eet of mijn vingers. Ik wil lurken aan het leven, gemakkelijk en soepel, niet knagen en af en toe moeten happen naar adem. Vanaf nu ga ik het anders doen. 

maandag, maart 04, 2013

Gewelddadige woesteling die ik ben


Bloed voor bloed. Mij niet gezien. Ik zit liever veilig thuis op de bank met een kat op schoot, met mijn voeten omhoog en een pot thee naast mij op het bijzettafeltje. Kattenkwaad. Mij niet gezien, hoor. Ik wandel keurig binnen de geschreven lijntjes.

Soms sta ik op ruitjes en moet ik moeite doen om niet op de lijntjes van die ruitjes te trappen en sta ik met de handen in het haar als ik het nietje van een volgende pagina tegenkom. Op de voorkant van mijn schrift staat geschreven ‘braaf’ en iedereen zal weten dat ik zo heet. Ik schaam me niet voor mijn naam, O nee, of het nou met een a is of met een e. Ik ben niet iemand die de trekker over zal halen. Ik wandel graag binnen de lijntjes en ik schiet liever niemand dood.

Gelukkig zijn lijntjes rekbaar en ben ik vrij elastisch en veerkrachtig. Als het echt moet speel ik voor katapult! Ik kan het elastiek zijn, maar ik kan ook de grote, houten lepel zijn waar je de buit op legt. Ik kan zelfs de buit zelf zijn en als je mij lanceert, kun je er van uit gaan dat ik op twee pootjes terecht kom. Zeer zeker!

Tot die tijd zit ik liever veilig thuis op de bank en lanceer ik mijn kat wel het raam uit. Ik ben vast niet de enige die kattenfeitjes graag controleert op waarheid.

zondag, maart 03, 2013

Draagwijdte


Zondag drink ik muntthee. Maandag sta ik vijf minuten later op dan de andere dagen van de week en dinsdag ga ik uitgebreid naar het toilet.

Woensdag maak ik een foto van mijn blote voeten op het laminaat met het licht van buiten dat erop valt, om mezelf eraan te herinneren dat het voorjaar er echt aankomt. Donderdag was ik mijn haren, vrijdag draai ik een cd helemaal af zonder één nummertje mee te zingen, dan wel neuriën, zaterdag poets ik mijn tanden voor het raam terwijl ik kijk naar de appartementen aan de overkant en voel ik mij voyeur.

Zondag drink ik muntthee met een beetje honing, maandag en dinsdag sta ik vijf minuten later op dan de andere dagen van de week en beide dagen trek ik mij terug met een krantje op het toilet. Woensdag maak ik een foto van mijn blote voeten op het laminaat nadat ik mijn teennagels heb gelakt en donderdag was ik mijn haren met andere shampoo dan voorheen. Vrijdag draai ik een hele cd af zonder in principe mee te zingen, maar bij één liedje kan ik het niet laten mee te neuriën. Zaterdag poets ik mijn tanden voor het raam en zwaai naar een man die in een appartement aan de overkant ook zijn tanden staat te poetsen voor het raam.

Zondag drink ik muntthee en ga ik vééls te laat naar bed voor een schoolgaand persoon. Ik lees een boek tot ik scheel ga kijken en zelfs het licht van mijn bureau lampje niet meer kan bieden wat ik nodig heb. Als klap op de vuurpijl vliegt er een dikke merel tegen mijn raam en sterft voor mijn deur, zoals die ene keer. Merels horen ’s nachts niet rond te vliegen. De natuur is in de war en ondertussen trek ik mij op donderdag de hele dag terug op het toilet en kan ik geen verschil meer voelen tussen de ene shampoo waar ik mijn haar mee was en de andere.

Elke nacht vliegt er een dikke merel tegen mijn raam. Eerst de mannetjes en later ook de vrouwtjes en de takken aan de bomen zijn kaal, terwijl het al hartje zomer is. Men moet de winter zonder feesten door en ’s nachts klinken hymnen op noch jubellied. De maan, die macht heeft over elk getij, doordrenkt, vaalbleek van woede, heel de lucht, wat tot ziekte aan het slijmvlies leidt.

Dat laatste is van Shakespeare, dat zeg ik er maar bij.

vrijdag, maart 01, 2013

Kweekje fokken, prospect genereren


Wij willen alles. Wij willen alles doen. Wij willen niet kiezen. Wij willen niet of of.

Wij vinden alles leuk. Wij willen niet het een doen, of het ander. Wij willen het allemaal. Of wij willen éérst het een en dan het ander. Wij weten dat we hebberig zijn, natuurlijk, maar wij vinden ook dat we het wáárd zijn. Wij weten heel goed hoe het zit. En wij weten ook héél goed dat, doordat we meer weten, we ook beseffen dat er zoveel is dat we niet weten. Wij weten.

Wij willen niet dingen niet weten. Wij willen alles weten. 
Wij willen alles doen, alles kunnen, alles hebben, alles zullen, 
alles dienen, alles verzamelen,alles archiveren, 
alles reconstrueren, alles analyseren, alles beheren, 
alles bebouwen, alles initiëren hou maar op.

Op zichzelf kan een mens de verbazing over zichzelf niet aan en is hij ontsteld bij alles wat hij ziet en doet en concludeert hieruit een scheve conclusie, en maakt, met enige inspanning, een keuze en negen van de tien keer is dit de verkeerde keuze, maar dat geeft niet, nee, dan zeggen we gewoon: waar je niet dood aan gaat word je alleen maar sterker van. Dat zeggen we dan vaak. Met de dood in het hart, de dood of de gladiolen, je moet je paard niet dood knuppelen voordat je thuis bent. Dat soort dingen zeggen we dan tegen elkaar. 

Wij weten wel dat we zo moeten denken. Wij weten dat best. Maar de wonderbaarlijke aanwezigheid van een mankement is moeilijk te ontkennen en we kunnen wel stellen dat het gebruik van moeilijke woorden een compleet andere prent kan opwekken, dan het grof aanzetten van de woorden POEP en PIES en KAK. Wij weten dat sprookjes niet echt waar zijn maar wel, honderden jaren geleden, oraal zijn overgeleverd. Wij weten dat oraal in deze context verre van seksueel bedoeld is, maar wij grinniken toch even als wij het hardop horen zeggen door iemand die ouder is dan wij. 

zondag, februari 24, 2013

Tiet


Ik lees de woorden ik peins iets te vaak als ik penis. Zou dit betekenen dat ik dyslectisch ben? Zou dit betekenen dat ik een bril nodig heb of gewoon een pauze van mijn uren durende studietaferelen?

 Ik hoop dat het betekent dat ik ontoerekeningsvatbaar ben en jullie mij nergens op kunnen aanspreken. Dat jullie niet mogen zeggen; ‘wat een vunzig meisje, zo openbaar sprekend over het mannelijk geslachtsdeel’. Een schande is minder schande wanneer er sprake is van zielloze invloeden, verheven verschijnselen die de mens niet meer in de hand heeft, toch?

Is dat een penis, die ik daar voor ogen heb, de handgreep naar mij toe? Laat ik je grijpen – ik krijg je niet, en toch blijf ik je zien, onheilspellend visioen. Of ben jij hooguit een hersenschicht, een zinsbegoocheling uit een van koortsen overkokend brein?

God nee, ik vergis me, het is natuurlijk de dolk van Macbeth. Het visioen van de dolk die hem aanspoort om een zoveelste schande te initiëren en uiteraard niet mijn hersenkronkels van een penis die mij afleiden van het daadwerkelijk lezen van een classic Shakespeare. Die homo van een koning mag wel oppassen of hij krijgt een woud soldaten achter zich aan en als het zover is kan hij zich echt niet meer beroepen op een psychische staat van zijn, welke hem schijnbaar gedreven heeft tot het meedogenloos doden in koelbloedigheid. Het bruut slachten van vrienden, familie, vrouwen, kinderen, relaties, huizen, oogsten, koeien, uilen. 

Dan kan hij echt niet meer aankomen met ‘..want toen zij in het hele begin nog zei, voordat alle ellende begon; Kom, kom op dan geesten, op moordplannen belust, ontvrouw mij, hier, en laat mij vollopen van top tot teen met gruwelijke wreedheid, zei ik nog; Ik zie het eigenlijk niet zo zitten. We zien nog wel!’.

Dan mag hij gewoon lekker levenslang zitten en in zijn eigen bloed gaarkoken.

donderdag, februari 21, 2013

Zuur


Geenszins zal het zin hebben. Allerminst zal het alles zijn. Verre van zal dit ver reiken, misschien net aan een wijsvinger die in de verte strekt. Een wijsvinger die het puntje van de horizon aantikt.

Zeg eens hoe het zit, is dat vurige bolletje in de verte eigenlijk wel de zon? Drukken wij hem onder, nadat wij een lange weg er naar toe hebben gefietst waarbij dat bolletje steeds weer verder weg leek te zijn?  Kilometers, mijlen, in de zwetende hitte met het stoffige zand geplakt op onze plakkerige huid. Douchen is er niet bij, o nee, het eindpunt zal behaald worden zonder pauze, zonder bijkomen, zonder overdenken en zonder steeds opnieuw de beste route bepalen. Gewoon gaan met die banaan.

Onze fietsen zijn nu stuk en te voet gaan wij verder. Blaren op onze enkels en hielen en tenen en benen en onze korte broek scheurt langs een bloot stukje dijbeen waar een zweetdruppel naar beneden sijpelt. De broeksknoop en het knoopsgat waar hij in zit zijn hard geworden van ouderdom en drukken tegen de huid van onze buik aan. Onze handen zijn rimpelig van de warmte en het zweet, want dat bolletje blijft maar rood licht op ons schijnen en denkt er niet aan ons soms even wat schaduw te gunnen onderweg naar het randje van die afgrond. Daar waar de wereld stopt met plat zijn en steeds weer een stukje verschuift, dáár zijn wij naar onderweg.

Uiteindelijk scheuren wij onze kleren kapot en bedekken hiermee ons hoofd om tegen de zon te beschermen, net zoals in de film waar ze verdwaald zijn in een woestijn, of waar ze niet eens verdwaald zijn maar waar zij bewust de woestijn in stappen, omdat er aan de andere kant van de woestijn iets is wat ze willen hebben en ze moeten zonodig de held uithangen en een risico nemen.

Wij willen niets van dit alles. Wij willen niet de held uithangen of een risico nemen, wij willen gewoon een straaltje zonlicht blijven vangen onderweg. Uiteindelijk zullen wij kadavers vormen voor de gieren die boven ons circuleren en hun oog op ons gemunt hebben. Woestijninsecten waarvan ik geen voorbeeld kan noemen zullen over ons heen kruipen en stukje kleding afscheuren voor hun nest en cobra’s en andere gevaarlijk woestijndieren, waar ik verder geen voorbeelden van kan noemen, zullen ons gif inspuiten en ons bloed opzuigen en leven op ons leven dat wij gegeven hebben. Doen we toch nog iets goeds voor de wereld.

dinsdag, februari 19, 2013

Metropolis plastique


Het zijn net mensen, jij en ik. Die proberen er wat van te maken. Zoals je als kind keihard je best doet om zonder zijwieltjes te kunnen fietsen en elke dag oefent met het strikken van je veters. Of misschien is het niet jij en ik. Misschien is het jij. En ik. En is er geen jij en ik in één zin.

Wat je wilt kun je zelf maken, toch? Met een goede doos met blokken kom je een heel eind. Lego of Knex doen het ook goed als het gaat om bouwen. Of is bouwen iets anders dan maken? Is bouwen een verfijning van maken? Bouwen om iets te kunnen maken. Ieder Lego blokje stuk voor stuk situeren op het platform. Een huis bouwen met een plastic deur en één raam, want meer ramen kan je niet vinden in die gigantische bak met speelgoed. Onderweg vind je dat witte helmpje wat je al eerder zocht en twee paar exact dezelfde lichten voor de auto die je later in elkaar zult flansen, maar een tweede raam in het formaat dat je al hebt staan, is in geen velde of wegen te bekennen.

Je handen doen pijn van het graaien door de hard plastic-brokjes. Een geel handje in de vorm van een maan, prikt in de bal van je hand en een hoofd met stoppels staart je aan als je hem met luid lawaai bedelft onder de rood en blauwe bakstenen.

En die politieman schreeuwt dat hij in jouw huis wil wonen en die piraat ligt daar niet voor niets in een hoekje, die ligt daar om opgemerkt te worden. Door jou. Door mij.

Het zijn net mensen. Die houterige poppetjes met grijpgrage en enthousiaste handjes en vrolijke, glanzende, gele hoofdjes met een grote denkknobbel bovenop op hun hoofd. Knokkige knietjes en vierkante lijfjes met kleding in kleurtjes waaraan ik af kan lezen wie of wat ze zijn en wat ze met de dag gaan doen. Vrolijke, glanzende, gele hoofdjes met een grote denkknobbel bovenop hun hoofd. Zouden die knobbeltjes volgestopt zijn met mij en jou?

vrijdag, februari 08, 2013

Pakkie-an


Ik ben geen vijf meer. Ik hoef geen koekje als ik heb geleerd mijn veters te strikken. Ik hoef niet te kiezen wat we gaan eten als ik voor het eerst zonder zijwieltjes heb gefietst of de letter r kan schrijven. Ik hoef ’s ochtends niet wakker geschud te worden en de opdracht te krijgen mijn tanden te poetsen. Ik hoef niet opgehaald te worden van school en er hoeft niemand te helpen met het inpakken van mijn tas als ik op kamp ga.

Ik doe dat allemaal al zelf. Ik kook mijn eigen eten. Ik ga zelfstandig naar school en geheel eigenhandig alleen naar huis vanaf een feestje ver van mijn eigen huis vandaan. Ik bepaal wanneer ik opsta en wanneer ik vind dat ik iets verdien.

Ik bepaal toch hoe mijn dag eruit ziet en ik bepaal wanneer ik naar bed ga en of er iemand naast mij ligt. Ik bepaal wat ik vraag en wat ik antwoord en wat ik zeg en wat ik draag en wat ik uitdraag en wie ik wil zijn en wie ik wil zien en wanneer ik mijzelf laat zien en hoe ik mijzelf betekenis geef voor anderen en hoe ik anderen iets voor mij laat betekenen en wat zij dan voor mij betekenen dat alles heb ik toch zelf in de hand of ben ik nu gek?

Ik bepaal of er een superstorm opsteekt of dat het slechts een licht briesje is en ik kan er zelf voor kiezen of mijn haar los is dan wel vast.

Dat ik dat bepaal is voor mij bepaald. Mijn volgende verjaardag is in zicht en ik vind dat iedereen zich daarnaar moet gedragen.

donderdag, februari 07, 2013

Buikstuk


Er was eens een kat. In een café. Je zou denken, een kat? Die hoort niet in een café. Maar het zit anders: Deze kat hoort namelijk bij dat specifieke café. Deze specifieke kat hoort dus wel bij een café. Daar waar de meeste katten dat niet zouden horen.

Je zou kunnen zeggen, dat deze kat geluk heeft met het feit dat hij bij dit specifieke café hoort. Dit gaat niet over of de kat wel, of niet, van geluk mag spreken dat hij bij dit specifieke café hoort. Een kat kan trouwens helemaal niet spreken. Hoogstens met zijn oren of met de bewegingen van zijn staart. Maar spreken kan een kat zeker niet.

Er zijn wel meer dingen die een kat niet kan en een mens, daar tegen over gesteld, wel. Waarom ik een kat tegenover een mens stel is mij überhaupt onduidelijk. Zoals heel veel andere dingen mij überhaupt onduidelijk zijn. Natuurlijk niet zoals andere dingen soms heel fijn kunnen zijn. Maar zoals soms heel fijn niet altijd de beste manier is. Trouwens, de beste manier is nooit eerder bedacht, of wel? Ik vraag mij überhaupt af of er wel eerder dingen bedacht zijn. Zoals een mens denken kan en vragen stelt. Zoals ik een kat tegenover een mens stel - is - mij – geheel – onduidelijk – wrang.

dinsdag, februari 05, 2013

Semiostilte


Ik denk dat ik voorlopig maar mijn mond ga houden. Gewoon niets meer zeggen, tegen niemand. Niet zeggen wat ik vind, of wat ik wil, wat ik wil aanstippen of wat ik wil nuanceren. Ik ben benieuwd wat voor tekens ik dan uitgeef.

Nee, maar het is geen grap. Wat zou er gebeuren als ik het, komende jaar bijvoorbeeld, mijn mond zal houden? Of nee, niet overdrijven, laten we beginnen met één week. Kinderen doen het soms ook. Geen woord zeggen ’s ochtends in de trein tegen de conducteur die mijn vervoersbewijs controleert. Geen woord zeggen tegen klasgenoten die mij begroeten of een docent die mij een vraag stelt. Geen woord zeggen op een avond uit met vriendinnen en als vriendinnen vragen hoe het gaat, reageer ik gewoon niet en als ik benaderd word door een leuke man kijk ik hem gewoon aan zonder mijn mond open te trekken. Bij de huisvergadering produceer ik geen klank en bij een bezoek aan mijn ouders eet ik stilzwijgend een héérlijk maal. Bij een presentatie gewoon de slides van je PowerPoint laten zien en er geen uitleg bij geven en wijzen met een aanwijsstok.

Een aanwijsstok kan dan weer belangrijke informatie accentueren en mijn gedachtes, positie of zienswijze iets duidelijker weergeven. Maar dan zonder dat ik het verkeerd kan verwoorden. Dat is het fijne aan zo’n aanwijsstok. Ik moet er dan slechts nog voor zorgen dat ik mijn gezichtsexpressie in toom houd. Of in ieder geval onder controle houdt. Dan zal ik geen verkeerde tekens afgeven.

Dan zal ik er ook voor moeten zorgen dat ik mijn kijkrichting goed bewaak. Dan zal ik geen verkeerde tekens afgeven. Dan zal ik er voor moeten zorgen dat ik mijn lichaamstaal in beheersing houd. Dan zal ik geen verkeerde tekens afgeven. Fysieke reacties of impulsen moet ik uitschakelen of in ieder geval niet openbaar tonen zonder dat ik erover heb nagedacht of al deze tekens bij elkaar wel zeggen wat ik eigenlijk wil zeggen. Of ze wel zeggen waar ik eigenlijk voor sta in het leven. Wel aanwijzen wat ik eigenlijk wil aanwijzen.

Dan zal ik er ook voor moeten zorgen dat ik weet wat ik eigenlijk wil aanwijzen. Dan zal ik geen verkeerde tekens geven. Dat ik eerst weet wat ik eigenlijk wil aanwijzen, vóór ik dat daadwerkelijk ga aanwijzen. Dan zal ik geen verkeerde tekens geven. Laat stáán erover praten! Dan zal ik geen verkeerde tekens geven dan zal ik geen verkeerde tekens geven.

Ik denk dat ik voorlopig maar mijn mond ga houden. Dat zal mij een hoop poep besparen. En jullie wat meer geschrijf bezorgen. 

maandag, februari 04, 2013

Stalen ros


Een luisterend oor. Een stop op de stroom met woorden. Een geluk op een slome zondag. Een warm bad, een goede grap, een mooi lied. Zij willen op de fiets stappen en gaan, maar ze gaan nog niet. In de verte is daar al het einde van al die dagen vrij.

Een dekbed met bloemen en een handdoek die droogt en het gaat niet om de wel of de niet, het gaat om het gewicht en het gaat om de intentie. De intentie en de intonatie. Schreeuwen, fluisteren of zachtjes praten als het nodig is. Springen, rennen, varen als de gelegenheid zich daartoe voordoet. Het lied componeren en de woorden bedenken en op papier zetten en de woorden zingen en roepen of mee laten neuriën door mensen die het lied kennen, maar de inhoud nooit zullen begrijpen. Woorden zullen nooit zo genuanceerd klinken als ze daadwerkelijk zijn.

Zij willen samen op de fiets stappen maar ze gaan nog niet. Ze willen op de tandem en blèren dat het lente is. Op de tandem met zonder jas en aan het eind van de dag als de zon onder is kippenvel op hun licht verbrande huid voelen van het eerste voorjaarszonnetje en neerstrijken op een terras om vervolgens uren het luisterende oor te spelen of de stroom met woorden te stoppen of juist te zijn.

Een stroom van woorden zijn en daarna weer op dat zadel springen en ik weet het zeker, dan is er geen man overboord als ze onderweg een klapband krijgen. Dan is er geen man overboord als de ketting eraf vliegt. Dan is er geen man overboord als het licht het niet doet. 

zondag, februari 03, 2013

Tijdverdrijf


Al dat gebeurt, speelt zich af in één dag. Een dag waarop je neus jeukt en de regen met bakken uit de hemel valt en de speculaasjes niet aan te slepen zijn. Een dag met spelletjes en dingen die geen spelletje zouden moeten zijn, maar dat wel worden met de tijd. Aan tafel met een bord voor je neus en een pionnetje in je hand.

Ik vraag het maar gewoon, dacht ik, zonder er over na te denken wat voor effect het zou kunnen hebben. Een effectbal. Zo een die in de verkeerde richting lijkt te gaan, maar op het laatste moment nog door een productiefoutje een zwieper maakt en in het doel terecht komt. Zo een die door het vermogen van de wind toch op de gewenste plek van bestemming komt en de almachtige God je vanaf zijn witte, donzige wolk een grote knipoog geeft. Je lacht en doet een overwinningsdansje.

Of de bal met het onstuimige effect. Met een rugbyvorm. Lastig om grip op te krijgen en om aan de overkant te komen is het je taak zoveel mogelijk individuen die jou onderweg passeren, onderuit te krijgen. Niet om het gegeven dat je ze de blubbervloer wil laten kussen, maar omdat het een kwestie is van ‘zij of ik’, en dan maar liever zij, toch?

Of toch maar liever ik? Mogelijkerwijs is er via de weg onderlangs veel meer te bereiken. De meest prachtige sliding die voor het winnende punt zorgt of die ene hinderlijke vraag die je, na lang wikken en wegen, juist beantwoord en waarmee je die begeerde eindstreep behaalt.

Je hebt keurig je beurt overgeslagen, wat toegestopt gekregen toen je weer opnieuw langs ‘start’ kwam, een ronde in de put gezeten, af en toe briljante woordjes gelegd en hoge ogen gescoord, geraden wat voor stempel er eigenlijk op je voorhoofd gedrukt stond, je land kunnen uitbreidden met dorpen en wegen, het werkwoord op de juiste manier uitgebeeld binnen de tijd en met die boze vogel dat dikke varken precies op de juiste plek geraakt, ik zeg nog een potje?

woensdag, januari 30, 2013

Ik ben rechts


Omgekeerd, als het zo was, zou het zo kunnen zijn, en als het zo zou zijn, zou het zo zijn; maar omdat het niet zo is, is het niet zo. Logisch.

Ik zal maar goudeerlijk zijn en direct bekennen dat bovenstaande uitspraak helaas niet van mij is. Helaas, Helaas. Dat zal voor jullie even tegenvallen, niet? Wie weet ben ik mijn plek op dat voetstuk wel kwijt na deze toegeving. Deze quote komt in werkelijkheid van Tweedledee, een figuur uit Alice en Wonderland. Hij heeft dit gezegd ooit. Waarschijnlijk in Alice in Wonderland.

Ik zou voor jullie een plaatje kunnen zoeken van Tweedledee, maar dat betekent dat ik dan zelf ook een plaatje van hem zou zien en dat is nu juist wat ik niet wil. Ik heb momenteel geen idee wie Tweedledee eigenlijk is, maar het feit dat hij Tweedledee heet fascineert mij mateloos en zorgt ervoor dat er miljoenen mooie plaatjes door mijn hoofd schieten van de beste man. Of vrouw. Of het kind. Of de aap, of een ander huisdier met een inheemse naam. Mijn hoofd bevat meer plaatjes dan Google aan kan.

Ik heb niet alleen bij de naam Tweedledee deze, hoe zullen we ze noemen, waanbeelden of visioenen. Ik heb trouwens helemaal geen waanbeelden of visioenen, als we het daarover gaan hebben. En ik ben ook niet helderziend. Of paranormaal begaafd op een andere manier. Ik heb geen zesde zintuig of een derde oog. Ik heb ooit wel eens gedacht dat ik geboren ben met twee linkerhanden, maar dat bleek later best mee te vallen. Dat zou knap lastig geweest zijn. Ik mag wel van geluk spreken.

dinsdag, januari 29, 2013

Binnenhuisarchitectuur


Ik geloof dat ik gek word. Ik denk dat ik mezelf in driehonderdenvijftig kleine stukjes moet hakken om het allemaal mee te kunnen maken en zelfs dan kan ik nog niet alles zien, doen, zeggen, beleven of meemaken wat ik graag zou willen. Heeft iemand een oplossing voor overmatig enthousiasme? Een stop op de kraan der inspiraties of gewoon een werkend medicijn dat de geestdrift en bevlogenheid iets kan temmen? Geef me een pil en zegt tegen me dat het werkt en ik zal erin geloven en dan zal het werken ook.

Ik stap de winkel in en koop een boekje. Een boekje met lege lijntjes erin, dus eerder een schriftje. Maar dan met een harde kaft, zodat wat erin staat beschermd blijft. Zo’n boekje dat wel een tijdje meegaat. Ik koop vlak erna nog een boekje want, wat erin komt te staan blijk ik te gaan categoriseren. En er blijken ook nog eens veel meer categorieën te zijn dan voor mogelijk te houden. Het blijkt vaak ook moeilijk om een object of een geval überhaupt te categoriseren. Hou op.

Maar als je dit niet doet, onderbrengen en rubriceren, komt alles op hetzelfde plekje en dan kan je later met geen mogelijkheid meer iets terug vinden wat je op dat moment nodig hebt. Dan heb je slechts de herinnering en heb je uiteindelijk weinig gehad aan het lege-lijntjes boekje. Dan kun je bij voorbaat misschien maar beter een boekje kopen met ruitjes. En misschien kan je dan ook maar beter terug gaan naar stap één, namelijk het schriftje. Zodat je jezelf nog niet definitief hoeft te koppelen aan de woordjes die je allemaal opschrijft. Als de kaft van het schriftje dan vergaan is, of er is per ongeluk een glas cola overheen gevallen, dan hoef je je niet schuldig te voelen, dat je het weggooit.

Je zou ook een extra plank op kunnen hangen om alle schriftjes met zachte kaften, en schriftjes met harde kaften op te stationeren. Misschien kun je dan beter toch een afgesloten kast kopen, zodat wat er in staat beschermd blijft. En misschien moet je er dan toch ook maar een slotje op doen. Met een beveiligingscode. En dat je die code dan op een post-it schrijft die je geeft aan een goede vriend. En dat de inbreker alleen kan achterhalen wat er in die kast aan moois verstopt zit als hij weet bij wie hij moet zijn.

In mijn huis zal die inbreker niet eens in de buurt van die kast komen, of ik heb hem al op zijn hoofd geslagen met een koekenpan. 

zondag, januari 27, 2013

Oogpunt


Ik verdrink in je ogen. Zie je dat dan niet? Nee, natuurlijk zie je dat niet, ik bevind mij onder het oppervlak van je ogen. Luid proestend en spartelend probeer ik te voorkomen dat ik mijzelf van mijn leven beroof. Natuurlijk zie je dat niet. Jij kijkt slechts recht vooruit. Jij kijkt niet achterom, laat staan naar wat er zich achter je oogbol bevindt.

Ik kijk wel achterom en als ik dat doe kan ik niet ontkennen dat er een mega stortvloed aan zit te komen. Ik lig hier al watertrappelend en buiten adem en moeder aarde vind het ook nog even nodig om mij te bedelven onder een extra miljard liter nattigheid. Een tsunami aan penarie. Ik voel het aan mijn water.

Met mijn allerlaatste energie strek ik mijn armen zo ver als mogelijk en voel met mijn wijsvinger de kade. Ik omklem de rand met mijn ene vinger. Ik adem diep in en ik trek mijn zware lichaam naar de kant. Je weet nog wel, een lichaam zwaar van de doorweekte kleren, net zoals bij het halen van je zwemdiploma vroeger. Extra maatregelen treffen om het nog moeilijker voor jezelf te maken boven water te blijven en dat papiertje met die Grote Letter te kunnen behalen. Ik deed altijd maar wat de badmeester vroeg, maar ik heb nooit begrepen waarom. Nu begrijp ik het pas.

Ik weet het, op een of andere manier, te presteren mijn rechterbeen uit het water te trekken, of duwen, hoe je het wil zien. Vervolgens volgen mijn heupen en mijn andere been. Met de overgebleven energie, bijna geen energie meer te noemen, trek ik als laatste mijn hoofd uit het water en neem een lange teug adem. Ik mag blij zijn dat ik in goede conditie ben. Al het afpeigeren niet voor niets geweest.

Ik sta op, knijp het vocht uit mijn mouwen, broekspijpen en haar en prik met mijn puntige vinger in je pupil. Je gilt. Dat zal je leren, knaap.

woensdag, januari 23, 2013

Waaghals


Soms heb je van die dagen die voorbij vliiiiiiegen. Je hoeft maar even weg te kijken of het is alweer een uur later. Je zit op het toilet en de lunchpauze is alweer voorbij. Voor je het weet is je sportsessie alweer klaar en zonder te kijken lig je ineens weer in je bed.

Ik besef mij heel goed dat dit bijzondere dagen zijn want, ik ken ze ook anders. Van die dagen die maar niet voorbij lijken te gaan. Die achter je aan blijven hobbelen als een willekeurige kat op straat die graag eten wilt en net zo lang met je mee blijft lopen tot je buiten zijn territorium stapt. Van die dagen waarbij je oogleden het minimale bewerkstelligen en je eigenlijk ’s ochtends al, als je op de trein staat te wachten, verlangd naar je warme deken en dat lekkere kussen om je hoofd op te laten rusten. Zodat je nek niet meer hoeft te werken om die zware kop omhoog te houden en je schouders zich niet meer hoeven in te spannen om je nek verticaal te laten staan.

Het zou behoorlijk vreemd zijn als je nek horizontaal zou staan. Dat je daaraan zou kunnen aflezen of iemand een korte nacht heeft gehad of bijvoorbeeld overwerkt is. Hoe moeier je bent, hoe meer horizontaal zou je nek staan. Dat moet een raar gezicht zijn in een drukke stad. Allemaal mensen met hun nek horizontaal op hun schouders. En dat sommige mensen hun nek dan links dragen, en andere rechts. En dat als je nek geheel parallel loopt aan je schouders, je 30% korting krijg bij de Bijenkorf en als je nek gewoon in een hoek van 90 graden op je schouders staat, iedereen ziet dat je heel gezond bent. Of ze denken juist dat je geen actief en ondernemend persoon bent en misschien zelfs wel lui. Dan kan de stand van je nek juist weer tegen je werken.

Dat de stand van je nek op je schouders een rol speelt bij een sollicitatieprocedure. Dat de stand van je nek bepaald in hoeverre je aantrekkelijk bent voor het andere geslacht. Dat de stand van je nek je wel, of niet, toegankelijk maakt voor nieuwe ontmoetingen. Dat de stand van je nek bepaald wat voor soort boodschappen je doet. Je ziet immers een groot deel van de aangeboden producten niet. Dat door de stand van je nek seks wel, of niet, intiemer kan zijn. Je zult maar een geliefde hebben die zijn, of haar, nek links draagt, en jij rechts! Dat door de stand van je nek, je in een uitverkochte concertzaal met je hoofd rust op de schouder van de persoon rechts van je. En deze persoon misschien ook weer leunt op de persoon rechts van hem.

En dat als ik dan aan kom lopen en de meest uiterste een duwtje geef, iedereen omvalt. Dan speel ik de mus in dit bedrijf.

zondag, januari 20, 2013

Geloofsbelijdenis


Ja, als Jezus het niet kan regelen, wie dan wel? Misschien ben ik dat zelf? Of zie ik dat verkeerd? Ik weet het niet, hoor. Maar tot nog toe heb ik weinig van de beste man gezien. Ik heb mezelf prima gered zonder hem en ik zit al op een kwart van mijn leven.

Ik ben hem überhaupt nog nooit echt tegen gekomen in mijn omgeving. Misschien woont hij niet hier in de buurt. Ik ken ook eigenlijk niemand die hem persoonlijk kent. Ken je die theorie, dat je iedereen in de hele wereld schijnt te kunnen bereiken met maar zes handdrukken? Ik ken een vriendin van mij en zij heeft een zus, die zus heeft een relatie met een jongen wiens opa ooit bevriend is geweest met een man en die man die heeft een hond die ooit kunstjes deed in het circus. Die hond die poetste elke dag zijn tanden voor een publiek van 300 man. Die hond, die ken ik dus, en het zou me niets verbazen als ik van positieve invloed ben geweest op de capaciteiten van het beestje.

Via zes stappen zou ik dan toch ook in aanraking moeten komen met de meneer met de baard? Waarom ben ik hem dan nooit tegengekomen? Misschien zou ik hem eens bij kunnen staan als hij het even niet meer ziet zitten. Het kan best zijn dat hij een goede peptalk nodig heeft. Laat dat nu net een van mijn specialiteiten zijn. 

Nee, maar echt, de druk ligt zo hoog bij deze man. Hij moet blijven presteren. Hij moet zijn reputatie hoog houden. Jezus Christus, die man heeft ontzettend veel last van de snelle en flitsende maatschappij die wij met zijn allen geschapen hebben! Hij is meer van de oude garde. Vandaag de dag komen steeds meer mensen in aanraking met een burn-out of een depressie, omdat ze maar moeten blijven presteren, blijven werken, blijven laten zien dat ze het beste zijn! En het liefst ook nog zo origineel mogelijk. Je moet vooral origineel zijn anders red je het niet.

Terwijl we allang weten dat origineel niet altijd beter is, toch? Een wiel is niet voor niets nog steeds rond.

Dus, Jezus, beste man. Wat mij betreft laten we je voorlopig even met rust. Dan kunnen wij ons weer even richten op onze eigen sores en dan kun jij voor jezelf alles even op een rijtje zetten en bedenken of je dit eigenlijk allemaal nog wel wilt. Ik ben erg positief over de online beroepskeuzetests. 

zaterdag, januari 19, 2013

Poor chocolate


De grens tussen iets krijgen en iets verdienen is vaag. Laten we stellen: onnauwkeurig. Misschien zelfs wel onbepaald. Iets krijgen omdat je toevallig in staat bent het te krijgen of iets krijgen omdat jij iets gedaan hebt om het te krijgen. Is in staat zijn dan ook iets gedaan hebben? Het kan zijn dat je eerder niet in staat was en tegenwoordig wel. Dan heb je er iets voor gedaan om iets toevallig te kunnen krijgen en in werkelijkheid heb je het dan verdiend, niet?

Dan kunnen we ook nog de vraag stellen in welke mate je ervoor gewerkt hebt in staat te komen om iets te krijgen. Was het een zware weg, of heb je het gedaan met zonder losse handen? Ben je door een diep dal gegaan, of ben je er doorheen gesukkeld alsof het niets was? Ben je op hetzelfde startpunt begonnen als de andere deelnemers en is dit eigenlijk wel een criterium om te bepalen of jij verdiend wat je gaat krijgen?

Opgerold in een folie papiertje, opgeborgen in de kast. Het kijkt naar jou en naar niemand anders. Het wacht op jou en op niemand anders. Of het voor jou bestemd is, is niet waarneembaar. Niet klaarblijkelijk en niet vanzelf.

De mogelijkheid is er en het moment is daar en die zou je moeten pakken. Het uitrollen en het tot je nemen. Ongeacht de kans van een ander om ooit dicht bij dit papiertje te komen.

Gemakzuchtig en inhalig als ik ben, vergeet ik dit chocolaatje domweg te delen.

Maar voordat ik alles in mijn mond propte, brak ik het nog wel in tweeën. 

woensdag, januari 16, 2013

Een weiland vol


Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. Dat maakte mij niets uit. Dat zij dat denkt, zegt meer over haar eigen idioterie dan ’t mijne. Daarbij, dwaasheid is best iets om trots op te zijn, als je het mij vraagt. Zolang je met deze levenshouding niet je eigen graf graaft.

‘Ik denk, dus ik ben’ zegt Descartes. Wat mij betreft eventueel aan te vullen met dwaas. ‘Ik denk, dus ik ben dwaas’. Of onnozel, dom, suf, schaapachtig. ‘Ik denk, dus ik ben schaapachtig.’  Als ik Descartes was, zou ik een paar puntjes toevoegen aan deze mooie leus, zodat ieder mens voor zich kan bepalen wat hij is. Als je kan denken, ben je namelijk ook in staat te beramen wat je bent. Of wie. Of waarom. Hoewel deze leus nog weinig zegt over het waarom. Daar hoef je bij deze Descartes nog niet zo stellig in te zijn.

De schapen op Texel zijn dwaas. Te dom om te poepen. Die denken niet eens meer na bij het blaten, laat staan dat ze kunnen concluderen dat ze dom zijn, of schaapachtig. 

Of kunnen concluderen dat ze een vreselijke goede acteur zijn, met een voorliefde voor B-films, of een banketbakker die iedere dag braaf om vijf uur opstaat maar in werkelijkheid droomt van een rondreis om de wereld, waarbij tijd geen rol speelt, enkel het opkomen en ondergaan van de zon. Of, een meisje dat heel erg houdt van schommelen en in haar hoofd fantaseert over de grootste schommel die bestaat, en dat die hangt aan het heelal en ze schommelt boven de aardbol en als ze haar benen maar lang genoeg uitrekt ze de wereld een trap kan geven. Op het moment dat die blauwe bol door het zwarte universum suist, gillen de mensen, in alle talen die er bestaan. Aaaaaah. IIeeeeh. Yooong. Kwaa. Poooeeeeerrrrrg. Booowow. Beeeeeh.

Ik vroeg haar, of ze ook niet vond dat mensen en schapen eigenlijk zoveel gemeen hebben? Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. 

maandag, januari 14, 2013

Oorgaan


Ik vind het heerlijk om in mijn oren te prikken. Zo, met een wattenstaafje erin. Vind ik héérlijk. Doe ik bijna elke dag. Het is een soort van verslaving geworden. Ik weet natuurlijk dat, dat uiterst gevaarlijk is en dat ik mijn trommelvlies ermee kan beschadigen maar dat weerhoudt me er niet van het te doen. Zeg maar tegen een cocaïnesnuiver dat het gebruik ervan zijn hartslag onnatuurlijk omhoog zwiept en dat hij eraan kan overlijden. Dat maakt hem helemaal niets uit. Doet-ie het gewoon alsnog. 

Dus elke dag prik ik, meestal na het douchen, voor de lezer die van details houdt, lekker met een wattenstaafje in mijn oor. En dan draai ik hem rond. Ik begin in de schelp van mijn oor en dan ga ik via het glijbaantje in mijn oor zo die gehoorgang in, in de richting van de buis van Eustachius. Meestal is eerst mijn rechteroor aan de beurt en dan links. Soms ga ik nog even terug naar rechts, omdat het dan bijvoorbeeld een beetje jeukt, waar het wattenstaafje eerder zat.

En soms, por ik zó hard in mijn oor, dat ik ervan moet hoesten. Kennelijk staat je oor ook op de een of andere manier in verbinding met je keel. Dat is natuurlijk niet zo raar want, alles zit natuurlijk aan elkaar vast. Je oor aan je hoofd en je hoofd aan je keel.

Dan por en draai ik zo hard in mijn oor’s gehoorgang dat ik ervan moet hoesten. Op zo’n moment besef ik me natuurlijk ook wel dat mijn verslaving veel te ver gaat, ik het niet meer onder controle heb en ik mijn eigen gezondheid in gevaar breng. Maar een oor is nu eenmaal een heel interessant en lichtelijk sexy, uitwendig orgaan. Vind je het leuk als ik de woorden sexy en uitwendig orgaan in een zin gebruik? 

zondag, januari 13, 2013

Maximum


Ik deed achtentwintig stappen en toen bleef ik staan. Meer dan ik ooit deed. Achtentwintig stappen en misschien wel een sprong aan het eind. De grootste sprong die ik ooit heb gedaan. Ver springen vroeger op school bij de gymles was er niets bij. De snelste sprint die je ooit heb gedaan, de verste slag bij honkbal die je ooit hebt gehaald en de beste score bij de coopertest. Allemaal niet te vergelijken.

Mijn neus zit vol met snot als ik aankom en mijn oksels jeuken maar ik kan niet zeggen dat ik het niet geprobeerd heb. We hebben het niet eens meer over proberen het gaat hier om een beproeving, de ultieme test, is het niet?

Als ik mijn ogen dichtknijp kan ik het zien maar mijn zicht is troebel. Troebel door de hartkloppingen en het zweet dat mijn concentratie wegneemt. De finish is niet ver, hoewel ik betwijfel of de eindstreep niet steeds zal verplaatsen. Ik vraag mijzelf af aan welke wedstrijd ik eigenlijk meedoe.

Ik deed achtentwintig stappen en toen bleef ik staan. Meer stappen dan ik ooit deed. Achtentwintig grote stappen en misschien wel een mega sprong aan het eind. Een sprong naar links en een sprong naar rechts en een sprong in het diepe en ik blijf maar springen.

Als een kikker kom ik dichterbij. Glibberig en groen en met grote, uitpuilende ogen kijk ik rond terwijl ik met mijn zuignappen deze grote steen omklem. Ik behoor tot de amfibieën, ik ben koudbloedig en één van miljoenen. Van een kikkervisje ben ik uitgegroeid tot een brulkikker. Ik eet alles wat in mijn bek past. Ik heb weinig vijanden.

Godallejezus, wat een halfgaar metaforisch gelul. Dat met die kikker gaat echt te ver. 

zaterdag, januari 12, 2013

Standje Shakespeare


Romeo, oh Romeo, waarom zijt gij Romeo? Waarom ben je niet gewoon wat meer zoals iedereen? Waarom moet je eigenlijk zo raar doen? Gast, doe niet alsof je nog nooit eerder verliefd bent geweest. Dat is echt onzin en dat weet jij ook. Vlak voordat je mij zag, had je zogenaamd nog een gebroken hart. Echt een player ben jij. Wat nou gebroken hart. Als je echt van dat meisje had gehouden, was je echt niet zo snel met een ander gegaan, hoor. Ik weet, dat soort dingen kosten tijd. Hoe weet ik zeker dat je er niet heel snel met een ander vandoor gaat als we eenmaal getrouwd zijn? Kun je mij enige garantie geven dat je niet ook bij tien anderen onder hun balkon mooie gedichten staat voor te dragen en de klimop in klautert? Het zou me niets verbazen als jij meer meisjes hebt ontmaagd.

En hoe weet ik eigenlijk zeker, dat als ik sterf voor jou, jij dat ook voor mij zal doen? Ik maak dat dan niet meer mee. Voor hetzelfde geld ben je een week in de rouw, uit soort van respect en sta je daarna alweer andere meiden te daggeren op een of ander gemaskerd bal. En dan nog iets, wat is nu eigenlijk liefde op het eerste gezicht? Bestaat dat wel? Zo verschrikkelijke knap ben je nu ook weer niet. Achteraf gezien denk ik dat we veel te snel in het huwelijksbootje zijn gestapt. Jezus. Ik voelde me ook best onder druk gezet, moet ik zeggen.

En dan nog iets, ik baal er echt van dat je zo negatief doet over mijn ouders en familie. Familie is super belangrijk voor mij en eigenlijk hè, moet ik helemaal niet bij iemand willen zijn die zich ongemakkelijk voelt in de buurt van mijn vader en moeder. Mijn moeder is mijn beste vriendin en ik wil helemaal geen geheimen tegenover haar hebben. En mijn vader, is de meest lieve en onhandige man die ik ken. Als je mij wil, krijg je hem erbij, oke?! Graag of niet?!

Laat maar, ik merk het al. Jij wilt helemaal niet bij mij zijn, jij loopt gewoon je leuter achterna. Leuter ja, zo ouderwets is dat woord niet, hoor. Ik meen het, hoor. Dit is echt de laatste keer. Nog één keer zo’n rare actie of niet op komen dagen en ik pak mijn koffers. Dus, wat wordt het? Romeo of Julia?

woensdag, januari 09, 2013

Domweg commotie in de Dapperstraat


Een persoon liep over straat en zag een man aan de overkant van de stoep een vrouw duwen. De persoon stond op scherp. De persoon liep dichterbij de man en de vrouw, niet omdat deze persoon dat wilde maar omdat deze persoon gewoon die kant op moest die dag en dat specifieke moment van de dag. De persoon kwam steeds dichterbij de man en de vrouw op de stoep en deze persoon voelde zijn hart in zijn borst kloppen. Het zweet brak deze persoon uit.

De man op de stoep die met de vrouw liep sprak eerder tegen de vrouw. Hij vertelde haar dingen die de persoon niet heeft kunnen horen. Deze persoon had een verkeerd beeld gekregen, omdat deze persoon een conclusie had getrokken op basis van onvolledige informatie. Deze persoon had direct invulling gegeven aan hetgeen deze persoon gezien had. De persoon kreeg het beeld dat de relatie tussen de man op de stoep die met de vrouw liep, niet was zoals hij behoorde te zijn. Niet per se zoals deze persoon vond dat een relatie behoorde te zijn, maar eerder zoals een relatie behoorde te zijn gerelateerd aan wetgeving aangaande, bijvoorbeeld, huiselijk geweld. Deze persoon wist toevallig dat het mogelijk was een verdachte van huiselijk geweld tijdelijk, dan wel voor altijd, uit huis te plaatsen.

Ook al vond dit gewelddadig tafereel, zoals deze persoon dit inmiddels voor zichzelf had geconcludeerd, niet in huis plaats, maar op straat, toch vond deze persoon dat het eventueel legitiem zou kunnen vallen onder de wetmatigheden omtrent ‘huiselijk geweld’.  

Dit alles vond plaats in minder dan een minuut en terwijl deze persoon het gewelddadig tafereel naderde, kwamen ook de stemmen van de man en de vrouw op de stoep beter in het gehoor te liggen. Deze persoon spitste zijn oren. Langzaam maar zeker begonnen de klanken van de man en de vrouw op de stoep op woorden te lijken.

Deze persoon vond het heel spannend. Deze persoon stelde zich voor dat hij misschien wel eens de redder in nood kon zijn en begon zich af te vragen of hij sterk genoeg was om de man op de stoep die naast de vrouw liep een flinke zet te geven zodat hij in de berm terecht zou komen. Of bijdehand en scherp genoeg om de man een knietje te geven in zijn noten, daarna alsnog in de berm te duwen, de vrouw vervolgens bij de hand zou nemen en het op een rennen te zetten en tegelijkertijd 112 te bellen om aangifte te doen. Verschillende scenario’s speelde zich af in het hoofd van deze persoon.

De man sprak woorden tegen de vrouw en waar deze persoon, die zich inmiddels op steenworp afstand van de bruutheid bevond, had verwacht dat deze woorden driftig en militair zouden klinken, klonken zij luchtig en speels. Toen deze persoon quasi argeloos de man en de vrouw op de stoep met de fiets passeerde, hoorde deze persoon het woord ‘Lieveheersbeestje’ vallen.

Lieveheersbeestje. Gevolgd door een schaterlach. Van zowel de man als de vrouw.

Deze persoon reed voorbij het kibbelende en kletsende en verliefde stel, dat elkaar duwtjes gaf van opwinding en keek naar de man zijn gezicht. Waar de man van ver af een kwaadaardige grizzlybeer leek, zag deze persoon van voor ineens het gezicht van een teddybeer, bovenop zijn grote berenlijf. Zo een met een rode glimmende neus waar je op kunt drukken en dat hij dan zegt: ‘Ik hou van jou!”.