dinsdag, juli 31, 2012

Koter


Zojuist gooide ik gloeiend hete thee over mezelf heen. Niet omdat ik dood wilde of mezelf wilde verminken ofzo, maar gewoon omdat het ongelukkig uitkwam. Net zoals een vliegje dat recht in je oog vliegt als je op de fiets zit, terwijl er in een straal van tien meter niemand anders fietst.

Zo gaan die dingen. Als kind poep je in je broek en als volwassene netjes op het toilet. Als je bejaard bent vallen je tanden uit en op de basisschool krijg je nieuwe. Ben je dertiger dan zou je inmiddels toch wel moeten weten wat je op deze aardkloot komt doen en voor jezelf kunnen zeggen of je daar daadwerkelijk mee bezig bent, of dat je het nog even uitstelt.

De letter A is niet de letter B en soms heeft tellen helemaal geen zin. Je hebt ook voor niets vroeger die tafel van Pythagoras in je hoofd zitten stampen, behalve dan misschien om de dag erna 0 fouten te halen op de geplande, maar toch onverwachte, toets. De juf stelde voor de grap aan het einde de vraag: Als je vijf dagen lang drie spruitjes hebt gegeten, hoeveel vitamientjes heb je dan binnen aan het einde van de week?

Wij kinderen konden daar niet zo hartelijk om lachen als zij, want wij vonden spruitjes helemaal niet lekker en als wij onze voorkeur mochten geven, aten we het liefst de hele dag wit brood met knakworsten. Met een dikke klodder mayonaise erbij en toen we iets ouder werden misschien curry.

Niks geen vitamientjes en niks niet geen groen. Geen zin om op te staan maar vooral zin in héél veel andere dingen doen. Tikkertje, trappertje, verstoppertje, kleuren, gillen, dansen, zingen, rennen, hondje spelen, papa stoeien, papa duwen, papa kietelen, een ei kapot slaan op zijn voorhoofd aan de ontbijttafel met Pasen.

Als kind brandde ik mijn vingers regelmatig aan een hete pan en stootte ik mijn hoofd tegen de muur als ik in bed lag. De schrammen van het buiten spelen zaten tot aan mijn oksels en ik ben vast ook, net als ieder ander kind, door een héél stom kind geduwd, of gestompt, of geknepen of getrapt.

Of weggepest. Of uitgelachen.

HA HA. Look who’s laughing now, suckers. HA HA HAAA

maandag, juli 30, 2012

Noten en kloten


Het geeft niet als je niet buiten komt spelen. Binnen is het warm, dat begrijp ik. Binnen is het veilig, dat begrijp ik best. Binnen is het knus en prettig en dit en dat. Maar soms moet je gewoon een risico nemen, niet? In het diepe springen en je ballen tonen. Zwemkledij is absoluut niet nodig dan kan niemand ze bekijken en wat heb je aan die ballen als je ze voor jezelf houdt?

Laat zien wat je hebt en draag ze met trots. Voel je niet te min voor niks niet en laat je niet wegkijken door andere ballen. Laat je niet wegpesten, laat je niet afdanken of wegwerpen, opeten of klein maken, dat is nergens voor nodig. Dat is nergens voor nodig niet. Heus.

Jouw ballen zijn goed zoals ze zijn. Realiseer je dat en verstop ze niet. Kom mee naar buiten, toon ze aan de wereld, kom uit die kast. Ga op onderzoek uit en speel met die ballen.

Geef je kinderen die kloten door, als je ze hebt althans. Kinderen dan, niet kloten, want iedereen heeft kloten ook al zie je die misschien niet direct. Onder dat laagje stof zitten prachtige verschijnselen en prachtige openbaringen en prachtige ontwikkelingen en onder dat laagje stof zit een prachtige levensdrift.

Koop een broek, leer hem dragen, doe hem uit en spring erin. In je nakie. In je blote, blote nakie, kwetsbaar en onopgelost.

Kaal of behaard, met een rugzakje of niet.
 In je blote piemel of met een blote tiet.
Het maakt niet uit hoe je adem ruikt of dat je nooit iets geeft.
Spring godverdomme dat zwembad in en voel ‘ns dat je leeft!

Dan laat Hij daarboven vast zien wat voor magnifieks hij voor je bedac ht heeft.

Noten en kloten. Noten en kloten.

maandag, juli 23, 2012

Horreur


Spletsj! Het meisje dat zojuist nog smsend op de buis van de treindeur zat, valt met een angstaanjagende, korte schreeuw en een harde klap, de trein uit. Ze wordt geplet tussen de muren van het viaduct en de trein zelf. Was het wel een ‘spletsj!’? of misschien meer een ‘spwushj’? Alsof de deuren bezwijken onder haar gewicht, of het gewicht van haar zware rugzak en telefoon of gewoon bezwijken. Haar donkerrode bloed spat alle kanten op en haar voet met ballerina ligt voor mijn neus op de grond.

De mensen bij de treindeur tegenover haar zien er plotseling uit alsof zij meespelen in een horrorfilm. Ze zijn bedekt met allerlei tinten vloeibaar rood, roze en witte ingewanden en stukjes huid met kledij eraan gekleefd. De man met weinig haar op zijn hoofd steekt zijn armen naar voren, alsof hij iedere dag een zombie speelt. Hij kermt wat onverstaanbare kreuntjes. De vrouw naast hem heeft ogen zo groot als kanonnen en lijkt het vermogen om te knipperen kwijt te zijn geraakt.

Een ijzingwekkende stilte valt in de ruimte tussen de twee coupes. Ik zit op de trap en kijk het schouwspel aan. De druk van de snelheid van de trein, nu met open deur aan één kant, maakt dat wij ons allen tegen de muur aan drukken en gedwongen zijn ons ergens aan vast te houden. Een ijzingwekkende stilte maar het geluid van de denderende machine die ons vervoerd is oorverdovend.

Inmiddels zijn we het viaduct gepasseerd en ik kan niet anders dan bedenken dat, als dit gruwelijke ongeval was gebeurd wanneer wij niet door het viaduct reden, het meisje gewoon een zachte landing gemaakt zou hebben in het gras. In het weiland waar wij op dit moment langs rijden.

Ze zou een paar keer omrollen, vrolijk opspringen, wat hooi van haar jurkje afslaan en een lok uit haar gezicht blazen. Ze zou naar ons zwaaien. En wij, mensen in de trein, zouden met zijn allen in de open deuropening van de razende trein gaan staan en haar glimlachend toewuiven tot we haar niet meer zouden zien, met onze haren in de wind. En dan zou het openingslied van ‘the sound of music’ ingezet worden en het meisje zou door de weilanden rennen om vervolgens te eindigen met haar armen wijd uit, zingen naar de lucht en lachend en draaien en giechelend en gelukkig.

Hier trek ik aan de noodrem. De trein stopt en ik stap uit.

donderdag, juli 19, 2012

Huis


Zijn hoofd zit vol. Ik zie het aan de frons op zijn gezicht, met zijn overhemd in de trein en een bril. Hij leest een boek maar dat doet hij niet echt. Zijn ogen kijken naar het knisperen van de krant en de brug waar we over rijden.

Ik ben gewoon stil want volgens mij heeft hij dat momentje nodig. Hier, je mag het hebben. Tussen de drukte van de mensen in pakken en soms met tassen voor de vakantie. Een vouwfiets hier en daar. Straks stopt hij zijn boek in zijn tas en loopt geduldig in de rij de trein uit. Wacht hij netjes tot het zijn beurt is. Tot hij de treden van de trap mag betreden en een voet kan zetten op het perron.

Om vervolgens een volgende trein in te stappen. Uren onderweg met een frons op zijn voorhoofd. Met zijn overhemd en zijn bril en zijn boek en zijn tas. En glimschoenen met een punt. Een keurig lijntje in zijn broek. Zijn hoofd zit vol en ook de tweede trein is niet wat je noemt leeg. Hij zal vast een poging doen een letter te lezen en zich te concentreren op een bladzijde maar hij zal iedere keer weer opnieuw afdwalen.

Hij is uren onderweg maar waarheen weet ik niet want ik heb hem in zijn reis allang verlaten. Waar hij is weet ik niet maar het maakt niet uit want ik ben al treinen verder of nee ik zit op de fiets en trap lekker hard door zonder om te kijken.

dinsdag, juli 17, 2012

Natuurschoon


Thuis doe ik alsof ik de rommel niet zie en eet ik met een vieze vork. Mijn pannen zijn allemaal in gebruik dus construeer ik een maaltijd waar geen enkele pan voor nodig is maar die wel vult want oh, wat hebben we veel te doen! In de ochtend plakken mijn oogleden nog aan elkaar maar dit verhelp ik vlug met een ijskoude douche en ik was mijn haren met lekkere zoete shampoo waarbij het glazuur zowat van mijn tanden springt, ook al eet ik de shampoo niet op.

Dááág! Land van de rupsen. Land van kippenvel op de fiets en zon op mijn rug! Dag land van gekwetter en land van de stilte! Daag. Ik moet weer aan het werk. Ik heb geen zin maar het moet want het leven moet. Slechts in enkele gevallen moet je niet.

Dus het moet en ik sta op en ik geniet van de vijf minuten frisse lucht ’s ochtends van mijn huis naar waar ik mijn fietstocht eindig. Ik adem diep in, héél diep maar het lijkt in de verste verte niet op de lucht die ik graag ruik. Ook al doe ik nog zo mijn best. Ik ruik heel veel mensen en bar weinig zoute zee. Een vieze bruine bus komt langs.

Weer thuis eet ik een hele soep op en drink ik thee en doe ik mijn best mijn vrije avond zo lang mogelijk te maken maar de minuten vliegen voorbij als je luistert naar de geluiden van de stad door het open raam. Ik denk aan de treinrit van die dag. Een man tegenover mij zat te knikkebollen in zijn stoel. Ik wilde hem wakker schudden en die boot op gooien en zeggen: ‘DAAR MOET JE ZIJN! GA DAN! GA!’. In de trein was geen open raam. In de trein was wel airco gelukkig.

Ik denk dat ik héél hard blijf werken en héél hard ga sparen en dan ga ik reizen in de wilde natuur en overal heen waar ik maar wil en de huur van mijn kamer opzeggen zodat ik vrijheid heb. Ik ga planten eten en in bomen slapen en bizons slachten en wie weet een vette beer. Het vlees wat ik die avond niet opeet zal ik verstoppen zodat de carnivoren in de straat het niet kunnen vinden. Ik zie al een gier rondjes cirkelen boven mijn hoofd. Blijkbaar heb ik de wildernis niet overleefd en ben ik dood gegaan maar misschien komt er dan wel een heel mooi boek over mij en uiteindelijk een film met mooie natuurgebieden erin en toffe muziek. Dan ga ik dood als een legende en wie weet wordt mijn blog wel gebundeld en word ik over tien jaar ‘een fragment’ in zomergasten.