zaterdag, maart 22, 2014

Raadseltje

Mijn voet slaapt. Ik lig in een krul op de grond en mijn voet slaapt. Onbeweeglijk, maar marcherend en krioelend en dansend en verplaatsend van binnen. Geheel niet onbeweeglijk maar toch, die krul is maar een krul en zegt niet alles. Een krul kan veel meer betekenen dan zij doet vermoeden.

Mijn voet slaapt en ik kijk televisie en ik neem informatie in me op en kaats informatie weg. Het zou kunnen beteken dat ik daadwerkelijk televisie kijk maar toch, een ongezegde reden doet anders vermoeden. Televisie kijken staat voor veel meer dan dat en kan, nota bene, gepaard gaan met heel veel andere bezigheden dan wel geestelijke arbeid. Hoe erg ben ik dan ik dan nog televisie aan het kijken? Zou je je kunnen afvragen. Hoe erg?

Je kunt je ook afvragen of datgene dat je in de spiegel ziet daadwerkelijk is wat er is, maar, dit kan ik ten zeerste afraden, want dit is, dunkt mij, onbegonnen werk. Of erger; het is werk waar je je beter niet aan kunt wagen in mijn ogen, omdat ik de kans zeer groot acht dat je in het vervolg ieder lullig piemeltje in twijfel trekt. 

woensdag, maart 12, 2014

Over de strekking van het verhaal ‘Je zet een theemuts op en je bent een koning’

Ik sta in een lege ruimte. Als ik wil zitten ga ik zitten. Ik zeg woorden als ik dat wil, ik doe het raam open ik doe het licht aan of uit en ik laat het heel lang stilvallen als ik dat wil en dan zie ik het.

Ik trek een kast open, ik trek een schoen aan, ik trek een broek uit, ik zet een pruik op, ik dik mijn stem aan, ik kijk mijn ogen uit, ik lach mijn buik kapot en het is er. Dan is het er gewoon en je kunt het niet stoppen, het bedenken hoe het eruit moet zien en hoe het gaan zal en hoe het zal ruiken en hoe het zal klinken en of er muziek is en of mijn schoen knelt of niet en of ik geeuw of schreeuw en hoe de ander reageert en dat het publiek dan moet lachen. Dat weten we niet of het publiek moet lachen want er is geen publiek. Het is alleen jij en ik, en misschien nog wat anderen, met een hoed op.

Als wat, als dan, wat nu als en maar wat nu als dit en als dat? Dat soort vragen kun je niet een historicus stellen, schijnt. Maar wat nu als ik zelf alles kan verzinnen dat? Alles kan maken dat? Alles kan doen met en doen wanneer en doen waarmee en doen alsof en doen alsof het publiek, dat er niet is, moet lachen en dan een applaus ontvangen. Een buiging in mijn pandjesjas, die ik, plotseling, aan heb en op het moment dat ik dit besef is hij niet meer zwart maar knalblauw, met glitters, en een broche van een groot opblaasbaar hart op de pocket, een opblaasbaar hart dat zichzelf opblaast, zonder hulp en dat dat hart dan steeds groter wordt en groter en dat mijn hoofd niet meer te zien is en nog groter en zo veel groter dat het buigen niet meer kan, want het opblaasbare hart zorgt ervoor dat ik niet meer naar voren kan bukken maar alleen nog in de loodlijn kan staan.

Ik lach met volume, zodat mensen weten dat ik glimlach en trots ben dit applaus te mogen ontvangen en ondertussen maak ik driftige en onderdanige gebaren met mijn handen en armen zodat de mensen weten dat ik hun applaus zeer waardeer. En de mensen gooien bloemen naar me en een van de rozen prikt met zijn doorn in mijn hart en mijn hart zegt PANG en flubbert als zo’n visje die opkrult in je zweterige hand, wat dan betekent dat je jaloers bent.

Maar mijn Engel Gabriël geeft mij op dat moment een talent. Het talent om van die restjes rubberen, flubbertjes hart een heel mooi paleis te maken. Een paleis voor mij en voor mijn prins, die mij straks ten huwelijk vraagt als hij erachter komt welke schoenmaat ik heb en daar niet mee lijkt te zitten en we trouwen en dan word ik koning en hij koningin want ik houd van ambivalentie en ik geloof niet in perfectie, ik zeg het je; de koningin poept ook. Ze houdt een keertje op met alleen maar mooi zijn, want ook zij is in verval. Net als ik, en jij, en wij. En wij zijn ineens honderd mensen, nee, duizend mensen die heel hard een groot operalied zingen over een meisje dat zo haar best deed ze te ontwijken maar toch, iedere dag uitgleed over een bananenschil.

Het fluitketeltje fluit op het kolenfornuis. Ik giet het kokende water in de theepot en sluit het met het porseleinen dekseltje. Ik zet mijn muts af en houd de thee warm voor de rest van mijn leven.

zondag, maart 09, 2014

Verkozen boven

Ik kwam al fluitend op de fiets aan in de straat waar mijn nieuwe huis woont, of nee, niet helemaal fluitend, meer zingend, want na jaren oefenen van het tuiten van mijn lippen krijg ik er nog steeds vrij weinig mooie klanken uit. Mijn stem doet het wat dat betreft beter. Soms brengt dit nogal ergernissen mee, gezien ik mij meermalen meer in een stemming voel om te fluiten dan om te zingen.

Afijn, ik fiets de straat in waar mijn huis zich bevind en op de stoep ontmoet ik een oudere man. Ik stap keurig van mijn fiets af want ik weet heel goed dat je op de stoep niet mag fietsen en in het bijzijn van ouderen hang ik graag de prettige jongere generatie uit. Ik stap af en ontmoet de man op de stoep. Of, ik bekijk hem.

Hij draagt een hoed en heeft een bos bloemen in zijn handen. Een bos bloemen die menig vrouw zou willen ontvangen. Hij draagt een hoed en heeft een bos bloemen vast en zijn hoofd kijkt naar zijn voeten. Ik kijk naar hem maar hij kijkt niet terug. Ik stop abrupt met schijnfluiten want, zie ik daar nu een traan over zijn wang rollen? Deze mooie, oude man, met een hoed op en een bos bloemen in zijn handen, huilt?

Beduusd vervolg ik mijn weg naar mijn voordeur en daar zie ik, op de eerste verdieping mijn oudere onderbuurvrouw staan. Op het balkon. Ze draagt een nachtjapon (of eigenlijk geen nachtjapon maar iets anders maar het beeld is mooier met nachtjapon) en kijkt in de verte de straat in. Ik dacht eerst dat ze naar mij keek, dat ze de jongere generatie goed in de gaten houdt als deze, misschien wel dronken en laveloos en compleet naar de haaien, thuiskomt, dus ik zeg haar beleefd goedenavond om te tonen dat ik helemaal nuchter ben, maar ze kijkt niet naar mij. Ze kijkt naar de man met de hoed en de bos bloemen en de traan.
Neuriënd, want, ik weet bij God niet meer of ik wil fluiten of zingen, sluit ik de deur en plaats mijn fiets in de schuur en laat mijn buurvrouw op het balkon achter. Als ik de sleutel in mijn eigen voordeur steek besef ik me dat dit dus zo’n liefde zou kunnen zijn.

Zo een waarvan de geschreven en uitgespeelde scène het mooiste is en de mensen in de zaal hun adem doet inhouden. Zo een waarvan je gaat fluiten als het goed komt en de mooiste blue jazz over zingt als het fout gaat. Zo een liefde die nooit meer een liefde zou kunnen zijn, hier in Amsterdam-Oost. Zo een liefde die mij dag na dag doet opstaan en mij motiveert om mijn stem te gebruiken.

Over stemmen gesproken, vergeer je je niet te oriënteren ihkv de gemeenteraadsverkiezingen? Je hebt nog anderhalve week.

vrijdag, maart 07, 2014

Gietertje

Als je om je heen kijkt zie je overal lijnen. Lijnen om naar te kijken of overheen te stappen. Of om heel precies je voeten achter elkaar te zetten. Stap voor stap de lijn te volgen naar God mag weten waarheen. Oost, west. Thuis is in ieder geval niet altijd het beste. Ik bedacht me laatst, het wordt misschien hoog tijd eens over de heg te kijken. Of over de schutting voor mijn part.

Een sneak peek bij de buurman. In zijn tuin of gewoon in zijn hoofd. Als handen aangeven wat onze denkpatronen zijn dan kunnen we elkaar de hand schudden en elkaar begrijpen. In handgebaren kunnen wij dezelfde taal spreken, toch? Kunnen wij niet allen met ons handen praten?

Voor nu stoot ik mijn hand tegen een harde lijn. De lijn voelt als schuurpapier en het andere moment als een badkamertegeltje in de keuken van je overgroot oma en weer een ander moment als een flinterdun crêpepapiertje dat maar niet wil scheuren, in welke hoek je hem ook pakt. Ik wil mij er onderdoor bewegen met een sierlijke beweging, of er overheen duiken met mijn twee handen vooruit. Het diepe in. Mij soepel door het water verplaatsen.  Maar ik lijk niet te bewegen en hoewel mijn ogen al een blik vangen van een onbekende man aan de andere kant van de streep, blijven mijn voeten nog staan op de plek waar zij willen staan.

Mijn schoenen met stroop, vastgelijmd aan de grond en ik probeer mijn knie omhoog te tillen met alle kracht die ik heb om een pas te maken maar het kietelt en het schuurt en het maakt dat mijn handen harkerige bewegingen maken en het voelt als kramp in mijn rechter kleine teen en linker wijsvinger tegelijk terwijl mijn neus ook héél erg jeukt en mijn buik rommelt en ik wil het weten ik wil het weten ik wil het weten wat daar is en ik weet het niet en ik weet het niet ik weet het niet, of er daar echt al narcissen uit de grond ploppen. Of dat het daar nog een beetje te vroeg voor is. 

woensdag, maart 05, 2014

Kijkersoog

Als ik naar jou kijk en ik zie wat ik wil zien, is dat dan waar? Zeg, ik zie jou met een muts omdat dat wat jij doet, dat bij me oproept. Terwijl jij in de actualiteit misschien geen muts draagt maar iets wat we een beanie noemen vandaag de dag. In mijn werkelijkheid is het een muts en als mijn opa er naar kijkt is het misschien een hoofddeksel maar jezus, weet iemand wat het werkelijk is en of dat eigenlijk uitmaakt. Het dunkt mij dat het weinig uitmaakt of ik maïsgeel zeg en jij goudgeel maar het betekent toch werkelijk wat anders.

Zeg, ik loop van links naar rechts. In de ruimte. In de huidige tijd. Maar jij hebt gezien dat ik van rechts naar links liep en halverwege, of nee, ongeveer op tweederde, stopte, om een woord te zeggen dat onverstaanbaar was, terwijl, in mijn gedachten, dat woord heel goed gearticuleerd was, wie heeft dan gelijk? Adam of Eva? Kat of hond? 

Ik wist honderd procent zeker dat ik dat woord juist gezegd had, nu, zojuist. Ik durf er mijn leven voor te geven maar mijn toeschouwer kon het niet verstaan in deze tijd, in deze ruimte en daardoor was het per ongeluk theatraal. Omdat het mis ging bedoel ik.

Een zichtveld is altijd, of het grootste deel van het kijken, vertroebeld. Met geurige margrietjes en lelietjes van dalen uit een te groen grasveld geoogst door je moeder met een tuinbroek, dan wel felroze jurk aan, wat zorgt voor een snotterige neus en jeuk in de ooghoek. Of met bakstenen en wanden en muren die niet te doorbreken zijn en weinig licht doorlaten om überhaupt een beeld te kunnen vormen van wat er zich op het toneel afspeelt. Ik trek mijn toneelfiguur aan en probeer lekker alsnog te doen alsof ik niet zie dat jullie mij zien. Alsof ik niet weet dat jullie lezen wat ik schrijf.

maandag, maart 03, 2014

Min jou

Mooie liefde dan. Die die er niet kan zijn. Prachtig, waarachtig en romantisch en heel realistisch vooral. Waarachtig waar namelijk en waarschijnlijk ook waarachtig wisselvallig, zoals in het echt.

Waarachtig echt en waarschijnlijk heel realistisch. De liefde dan. Want wat is er nu echter dan werkelijke liefde? Weinig weten hoe het echt is. Veel weten wel heel veel andere dingen maar dat, dat ene, dat ene gekke ding, de liefde genaamd, dat weten ze dan weer niet. Of ze weten wel wat en hoe en hoe het voelt en hoe het is maar staan gewoon met hun neus de andere kant op, terwijl de ware liefde misschien wel ronddartelt en het leven viert voor hun ogen. Rug-zaal staan komt in deze tijd toch wel aardig dicht bij een doodzonde.

Doodzonde toch, als je werkelijk nooit zult weten wat waarachtig is. Dan blijft het dromen en speculeren en wensen en wonen in een huis zonder enige echte waarheid, behalve dan die van jezelf. Die waarheid die jij in je eentje gecreëerd hebt en die dan, zo, als je er dan echt even over nadenkt, als je er echt even bij stilstaat, dan eigenlijk best wel behoorlijk eng blijkt te zijn, die waarheid. Want die waarheid is op geen enkele andere waarheid gebaseerd behalve dan op die van jouw eigen waarachtigheid en jouw liefde daarvoor.

Heel reëel allemaal dit en tegelijkertijd behoorlijk angstaanjagend en enerverend en waarachtig eenzaam tegelijk en voor je het weet zit je verstrikt in een wereld die groot lijkt maar klein is en om hem weer groter te maken gooi je de boel maar weer open en laat je je waarachtigheid zien aan jan en alleman en joost mag het weten en wil je eigenlijk niets liever dan je omdraaien en wegrennen maar rug-zaal staan komt in deze tijd toch wel aardig dicht bij een doodzonde.

Gelukkig beschikken we over een gezonde dosis humor om het allemaal wat draaglijker te maken en waarheidsgetrouw en dan heb je warempel, in ene, weer een verhaal geschreven over de liefde. www-www-ww-www-wwiiw-ww-www-wwijj-wij