zaterdag, september 28, 2013

Omvliegen

Ik ben een vlieg op de ruit van een grote vrachtwagen. Maar dan zit ik aan de buitenkant van de ruit in plaats van aan de binnenkant. Aan de binnenkant van de ruit terecht komen zal zeer zeker niet prettig zijn; ik zal mij eeuwig een weg blijven zoeken naar buiten deze ruit, tot mijn hartje het begeeft en dan zal mijn droge lijkje op de vloer terecht komen en uiteindelijk verteren onder de autostoel, maar ik weet het zeker; aan de buitenkant van de ruit terecht komen is erger.

De vrachtwagen begon te rijden vóór ik het door had en hoewel ik nu nooit meer het gevoel zal hebben dat ik nergens bij hoor, voel ik mij beangstigend vrij en opgesloten tegelijk. Ik probeer met een pootje af te zetten op het stoffige raamkozijn om mij opnieuw een weg te banen in het heelal dat Nederland heet, maar de wagen rijdt een bocht om iedere keer als ik bijna tot deze actie kom. Een ijzige, warme wind stoot en loeit tegen mijn oogkassen en maakt ze vochtig. Mijn zachte vleugeltjes worden hard tegen mijn tere lijfje gedrukt en mijn mond vangt een veel te grote hap lucht als ik mijn mond open trek om heel hard ‘STOP!’ te roepen naar de chauffeur aan de andere kant van het raam. ‘STOOOP!’.

Zo zit ik daar, kilometers lang. Met mijn vleugeltjes en mijn lijfhaartjes mee deinend in het spiegelbeeld van de richting van de bocht. Als de chauffeur tegen de wind in rijdt, voel ik mijn pootjes als zuignappen op de ruit gedrukt, zonder dat mijn pootjes daadwerkelijk zuignappen zijn en ik voel me alleen.

Ik vraag me af of ik de enige vlieg ben met zuignappen als pootjes of ben ik juist een uitzondering als ik deze niet heb? Ben ik de enige vlieg die aan de buitenkant van een ruit komt te zitten en het weet te presteren deze glasplaat niet meer te verlaten? Na een aantal kilometers waar ik mij niet meer bewust ben van de druppels die over mijn kleine vliegenwangen stromen, begin ik de angst voor het zitten aan de buitenkant van deze ruit, om te zetten in een kunst. Een sport. Een concours.

Nu surf ik. Van bestemming naar bestemming. Van het een naar het ander. Ik surf door de dag heen en ik surf door de nacht, zelfs als mijn chauffeur zijn vrachtwagen de benodigde nachtrust geeft op een parkeerplaats langs de weg.

‘s Ochtends maakt het vroege ochtenddauw mijn spiertjes soepel en klaar om een nieuwe dag door te komen met plank surfen. Sky riden. Droomvliegen.

dinsdag, september 24, 2013

Frisjes

Laten we samenkomen vanavond. Laten we doen alsof het gewoon niet anders moet zijn. Jij een boterham met pindakaas en ik zingend onder de douche. Ik tel tot vier en dan begint het te regenen en lopen we er door heen. De regen gaat over in stortregen en de stortregen verandert in hagelstenen en uiteindelijk komt daar dan de sneeuw en de vrieskou en dan wordt het heel helder en zonnig, maar koud tegelijk.

Ik tel tot vier en dan heb ik een hoedje van papier voor je gemaakt, die kan je opzetten tegen het vriezen. Doe hem maar direct op hoor, je kunt beter geen risico nemen. Voor je het weet zijn je hersens vastgevroren in je schedel en kun je eigenlijk niet meer zo goed zien wat er allemaal speelt en wat er gaat gebeuren. Die linker- en rechterhersenhelft zijn dan de kluts kwijt en je zult eerst weer moeten ontdooien vóór je iets kunt zeggen.

Ik tel tot vijf en dan sta je daar op het ijs, oké? Met een muts en schaatsen en dikke handschoenen ook al is het nog maar het begin van de herfst het is belangrijk goed voorbereid te zijn. Voorbereid zijn op wat komen gaat.

De ijspegels druppelden van jouw neus en van mijn neus en zijn nu vastgevroren maar met een zuchtje warme adem beginnen ze weer te lopen. En onze hersens weer te kraken. Dan maakt het eigenlijk ook nog maar weinig uit dat ik met lange, soepele slagen, met mijn stomme hoofd door blijf schaatsen en schaatsen en schaatsen tot ik mijn concentratie verlies en een wak in rijdt waar een rood-wit afzetlint omheen is gezet met ernaast een levensgroot bord met ‘WAK’ erop


zondag, september 22, 2013

Bibberpen

Geen één weet hoe het precies zou moeten gaan. Niets of niemand. In principe is het ook altijd anders. Dat wat je verwacht komt helemaal niet uit zoals je zou denken en wat je niet verwacht gebeurt juist. Juist.

Een, twee, drie, vier, hoedje van papier-verhalen en ondertussen bedenken of je al weet hoe het verder zal gaan. Hoe het zal aflopen met de hoofdpersoon en met de bijfiguren. Niet wachten met actie tot je het zeker weet. Beter blijf je de lijntjes vullen met woorden tot er een punt komt achter een zin. En de zin daarop. En de zin daarop.

‘Meneer, weet u misschien hoe ik een stapje vooruit kom?’ De meneer knikt van nee, maar aan zijn gezicht is af te lezen dat hij begrijpt hoe vervelend het is niet te weten. Niet te weten hoe. De meneer pakt haar bij de hand en brengt haar naar werelden en verhalen en bergen en bomen en huizen van andere mensen. Door de ramen kijkt ze naar binnen en naar de conversaties luistert ze, maar ze weet nog steeds niet hoe.

‘Meneer, weet u misschien hoe ik de blaadjes kan doen stoppen met vallen?’. De meneer knikt van nee, maar aan zijn gezicht is af te lezen dat hij ook graag de oplossing zou willen weten. Geen blaadje meer op de grond en geen vragen meer over wie er schuldig is of niet. Geen woordjes meer die schuld krijgen of gaten graven in een harde grond en héél vele lelijke dingen veroorzaken. Brrrr.

De meneer de hoofdpersoon heeft geen gezicht, maar begint zich wel langzamerhand in de richting van het einde van het schriftje te begeven. Bbbrrrrr Bbbbrrrrrrrrr.


De meneer de hoofdpersoon heeft geen eigen gezicht en heeft geen idee hoe het precies zou moeten gaan. Snap jij het, snap ik het?

zondag, september 15, 2013

Kakafonie

Schaar, lijm, verf, papier. En ook nog papier om het ene papier op het andere te kunnen te plakken. Papier om te verkreukelen, papier om te bekliederen, papier om te verscheuren, papier om op te eten. Papier om op te eten en daarna weer op te plakken. Met de ‘lijm van het menselijk leven’. De meest natuurlijk lijm, die ontstaat uit de diepste, meest gore grotten van het lichaam. De plekjes in de ziel waar vocht veelvoudig aanwezig is.

Die bergruimte in jouw lijf waar je altijd uit kunt putten. Een eeuwige bron van collages. Aan tafel met een leeg vel voor je neus en dan met de grootste kwast het meest lelijke maken wat je ooit gemaakt hebt en veel te hard meezingen met de muziek die per ongeluk opstaat en te gek is. Het liefst vals als het kan.

Een leeg vel. Wit van top tot teen. Hoewel wit geen vereiste is, want een geel vel is, als je het van de andere kant bekijkt, óók een leeg vel. Het is alleen geel. Maar het zal net zo goed gevuld worden als je per ongeluk een groot glas limonade morst en het per ongeluk een van je mooiste werken ooit is. Steek het per ongeluk in de fik, zou ik zeggen, laat die touwtjes vieren en kijk wat er uit komt rollen en, Oh, vergeet in de tussentijd niet in leven te blijven en elke dag een stukje langer te lachen. Het liefst over iets wat je in eerste instantie helemaal niet grappig vindt.

Elke dag een stukje langer lachen en een stukje harder en een stukje onverwachter en een stukje meer plompverloren lachen. En ook een stukje meer plotseling zodat HAHAHAHAH iedereen om je heen wel mee moet doen en zichzelf per ongeluk ook verliest in jou.