zaterdag, april 07, 2012

Oost-indisch doof

Komt een kind bij de dokter: ‘Wil jij mij beter maken?’ Ja hoor, zegt het andere kind, ga maar liggen dan sla ik op je buik met de hamer. En ze spelen de hele middag zoet met een koffertje vol plastic meuk.

‘Ik wil jou nu ook beter maken’ roept een ander kind. Ja, maar nu ben ik niet meer ziek, denkt die andere. ‘Nu hoeft het niet meer want ik ben niet meer ziek’ zegt hij, en loopt weg. ‘Je mag mij wel beter maken!’ roept weer een andere, en gaat liggen op de bank.

T-shirtje omhoog, mond open, ook nog even kijken in de oren met dit blauwe ding, waar het ook voor is. ‘Waar heb je pijn?’ vraagt de ene aan de andere. ‘Ik heb buikpijn en ook hoofdpijn’ zegt de andere tegen de ene. ‘Je moet slapen’ antwoord het kind. En ze spelen de hele middag met een koffertje vol plastic meuk en ze lachen er ook om want, als je ziek bent wordt je weer beter. En beter zijn is goed. Maar soms komt de hoofdpijn weer terug en dan ga je niet naar school een dag. Of je krijgt van mama een lepel hoestdrank. Als je keel een beetje kietelt krijg je hoestdrank.

Ik kan de kleurplaten mooier kleur dan mijn zusje want mijn zusje is pas twee en zij kleurt niet, nee, zij krast. Ik ben ouder dan mijn zusje want mijn zusje is pas twee en ik ben de oudste thuis, als ik papa en mama niet meetel want die zijn de oudste thuis maar daarna kom ik want mijn zusje is pas twee en ik ben al bijna vijf. Ik teken de mooiste kleurplaten thuis want ik kleur binnen de lijntjes en mijn zusje niet want die krast want die kan dat nog niet want die is pas twee en ik al bijna vijf! Vijf, hoor je me? Juf! Juf? Juuuf? Ik ben al bijna vijf! Ik ben al bijna vijf, juf! Ik ben al bijna vijf! Ik ben al bijna vijf, juf! Ik ben al bijna vijf, hoor je dat? Hoor je mij? Hoor je mij? Hallo?! Ik ben al bijna vijf, want ik ben nu nog vier! Juf? 

dinsdag, april 03, 2012

Boterklontjeboterklontjeblotekontje

Frappant hoe dingen kunnen lopen. Frappant hoe dingen kunnen komen en gaan en veranderen zonder dat je het door hebt. Frappant hoe het leven verandert maar in zulke kleine stapjes dat het nauwelijks opvalt. Voor je het weet ben je weer jarig en voor je het weet lig je op sterven.

Frappant. Heel frappant.

Frappant hoe het weer verandert.  Hoe een seizoen verandert in de volgende en er weer twaalf maanden verstreken zijn. De zon komt op en gaat weer onder, het is zomertijd en dan weer wintertijd. ’s Ochtends donker en ’s avonds ook, totdat de temperatuur stijgt en de avond langer wordt en je weer een avond hebt. Frappant hoe je grijzer wordt en meer rimpels krijgt en je spiegelbeeld verandert van baby naar bejaard.

Frappant hoe je zin in dingen verandert en je voorkeur steeds verschillend is. Stemmingen wisselen en grappen zijn soms leuk en soms misplaatst en niemand weet wat de juiste timing is. Iets wordt pas iets waard zodra het waardering krijgt van de omgeving. Dan wel goed of slecht. Frappant dat je op zoek blijft naar waardering. Van anderen of van jezelf. Dan pas heeft het leven zin.

Frappant, hoor. Héél frappant.

Frappant dat één woord soms gecombineerd kan worden met zoveel verschillende andere woorden en er een daadwerkelijk filosofische en zwaarmoedige tekst uit voort komt, terwijl dit niet direct de intentie was. Frappant dat ik dan toch altijd wil eindigen met een komische noot.

Komp-tie-dan-hè: ‘Wie boter op zijn hoofd heeft, kan beter uit de zon blijven!’