Ik stap de deur uit en loop de tuin in. Zoals een kind zou
doen, pak ik de eerste de beste stok die binnen mijn bereik is. Of doen honden
dat veelal? Ik loop willekeurige achtjes over het grasveld terwijl ik de stok
een beetje suffig heen en weer zwiep en kijk hoe mijn voeten verdwijnen in het
hoge gras. Ieder grassprietje heeft een weg, ofwel geplet worden onder mijn
ietwat grote voet, of tevoorschijn komen tussen mijn tenen. Ik stel mij voor
dat alle andere grassprieten om mijn looppad heen in stilte juichen dat zij de dans ontspringen
en zij bedanken mij. ‘Oo oo dat u ons mag sparen’. Mijn vader fluistert dat het
gras nog gemaaid had moeten worden, waarop ik antwoord, dat heb ik een week
geleden nog gedaan. En gesproeid? Ook gesproeid ja. Oké dan heb ik niets gezegd.
Bedankt, pa. Ik mompel dat hij zich eens
met zijn eigen zaken moet bemoeien in plaats van met het op orde houden van
mijn eigen achtertuin. Hij mompelt terug dat hij gewoon het beste met me voor
heeft.
Een man loopt langs, zijn hoofd komt net aan boven de
schutting uit. Hij knikt een vriendelijk ‘joe!’ alsof hij mij net niet hardop
tegen mezelf heeft horen praten. Ik staar hem na en als hij bijna uit het zicht
is gooi ik de eerste de beste stok die in mijn hand is naar zijn hoofd. Als hij
in de verte neervalt met een zacht oef, ren ik naar binnen en doe gauw de deur
achter me dicht.
In de woonkamer is het stil en mijn blote voeten staan nu op
het hoogpolig tapijt voor de bank. Ik probeer een keuze te maken tussen ‘voeten
op het gras’ of ‘voeten op het hoogpolig tapijt’ ; wat voelt lekkerder? Maar ik
kom er niet uit dus stap ik op het ietwat koude laminaat en loop de keuken in. Laminaat
staat zeker niet bovenaan. Dus loop ik nog een keer terug naar het tapijt. Ik sta
er twee seconden en stap dan weer op het laminaat. Dan weer op het tapijt. Laminaat.
Gras. Tapijt. Lamintaat. Tapijt. Gras. De laatste keer buiten in het gras is
mij fataal en ik ren gillend weer naar binnen en spring op de bank.
Vroeger rende mijn vader achter me aan als ik gilde, trap
op, trap af. Kietelend aan mijn voeten iedere keer als hij erbij kon. Ik hield
het aardig lang vol zonder gepakt te worden maar uiteindelijk was ik altijd
gedoemd tot de kieteldood op de bank. Het deed pijn en het kietelde en het deed
pijn en als ik een dramatische en luidruchtige dood gestorven was door de hele
woonkamer en mijn ouders hardop om mij grinnikten, dan stond ik daarna altijd
te springen en te smeken om nog een keer. O papa alsjeblieft, maak me nog eens
dood!
Ik toets zonder na te denken het nummer in. De toon gaat
driemaal over en dan klinkt er een vriendelijke vrouwenstem die hallo tegen me
zegt. Hoi mam, zeg ik zonder twijfel, mag ik papa even?
’s Avonds rol ik mijn slaapzak uit op het gras en kijk naar
de lucht. Maar goed dat het zo helder is en zacht vanavond, anders zou ik het
hier flink koud krijgen. Maar dan bedenk ik me dat ik er dan waarschijnlijk
helemaal niet was gaan liggen. Onder mij liggen duizenden grassprieten
gestorven aan de slaapzakdood. Ik rol nog een beetje heen en weer, om zeker te
weten dat ze goed dood zijn en geen pijnlijke en langdurige dood sterven en dat
ik dat dan op mijn geweten heb. Ik val in slaap met op de achtergrond de
gezangen van hun miljoenen omringende grassprietvriendjes die ach en wee zingen
om hun overleden groene maatjes. Onbewust muzikaal snurk ik er doorheen.