maandag, december 01, 2014

Escapist in spe

Eens op de wereld was er een verhaal dat geschreven werd door een vrouw die eigenlijk niet precies wist welke woorden er op papier geschreven moesten worden. Zij had ooit ervaren welke voldoening haar het afronden van een verhaal gaf, sterk dan wel niet, en poogde een dergelijke ervaring opnieuw te behalen.

Hoewel zij dus geen exact idee had wat te schrijven, begon zij gewoon en, net als in die eerdere gouden momenten, stroomden de woorden daar vanzelf uit haar pen. Zij schreef dan wel niet met pen maar vond het idee van een verhaal dat woord voor woord geschreven werd met de hand zo uitermate romantisch dat zij zich gewoon inbeeldde alsof. Daar was zij namelijk heel goed in; ‘alsof’.

De inkt bevlekte haar vingers en wanneer zij haar hand naar rechts schoof, veegde zij soms een bovenstaande regel uit, waardoor de woorden die op papier stonden niet meer goed zichtbaar waren. ‘Ach, wat maakt het uit’ dacht de vrouw. ‘Het moment dat ik het woord geschreven heb, staat het in mijn geheugen gegrift’.

De vrouw wist ook dat zij moest uitkijken met deze gedachte. Het was haar namelijk al eerder gebeurd dat een bedenksel of een zin, niet meer precies zo terug te halen was, als dat hij de eerste keer bedacht was. Met deze reden is zij ooit begonnen met de woorden op papier te schrijven. 

Hoewel, zij schreef natuurlijk geen echte woorden op papier. Maar vond het idee van een verhaal dat woord voor woord met de hand werd opgeschreven zo romantisch als een man die zij tegen kwam in de supermarkt en naar lang staren tegen haar zegt: ‘Godschristus jezus op een paard, ik heb nog nooit zo’n mooie vrouw gezien als jij’, waarna de man en de vrouw samen naar huis gaan en kinderen maken tot ze er dood bij neer vallen. 

woensdag, november 26, 2014

Of als

Als je iemand voorbij ziet komen in een flinke snelheid geen zorgen; ik ben het maar, die een poging doet om te vliegen. Ik hoef niet per se hoog te vliegen, maar het lijkt mij wel prettig enig contact met de bodem te verliezen zo nu en dan. Op één lijn met de vogels. Niet te vaak natuurlijk, want dan weet ik niet meer waarvoor mijn voeten bedoeld zijn en hoe gras kan kriebelen tussen mijn tenen, maar een flinke dosis doorzichtige lucht onder mij, daar schroom ik niet voor.

Op maandag vlieg ik vaak rond en dinsdag ben ik vaak een man met een grijze, pluizige baard tot aan die grond die elke dag de haren van zijn baard telt en op woensdag pas ik in een piepklein doosje. Donderdag ben ik vaak degene die met wortels, als die van een dikke boom, vastzit in de grond en op vrijdag doe ik steeds iets anders, net waar mijn hoofd naar staat.. Het weekend ben ik vrij van fantasieën.

Ik ga uren op in mijn fantasie, maar ik laat het natuurlijk niet uit de hand lopen. Ik heb ook zo mijn verantwoordelijkheden en mijn baas ziet mij liever niet kwakend als een kikker aankomen terwijl ik slijm kwijl op ieder broodje dat ik serveer. Nee, dat begrijp ik.

Op een familieverjaardag probeer ik ook altijd gewoon mezelf te zijn, maar ik moet eerlijk toegeven; mezelf zijn, dat kost moeite. Dus dan doe ik altijd even als mij. Alsof mij. 

dinsdag, november 18, 2014

Beloop

Kan het even stil zijn? En het licht even uit? En het denken even uit? De stroom van woorden van het denken over het denken dat weer gedachtes vormt die het licht maar troebel maken en het geluid een tikkie vager. Mijn ogen zien vanalles en mijn woorden doen alleen maar blah.

Koningin van de bleh woorden, van die dubieuze woorden zonder werkelijke betekenis of gezegd binnen een context die niet-klopt. Mijn onderdanen zullen mij roemen voor mijn blah-, bleh en bulkwoorden en nooit tot de conclusie komen dat ik onzin zeg. Of misschien wel dit bedenken maar het deftig nooit uitspreken naar hun grote heerser van hun twijfelachtig land.

Mijn speeches zullen klinken als die van een pasgeboren baby die net wat klanken produceren kan en de brieven die ik schrijf naar gewone burgers in het dorp, zullen bolstaan van bewoordingen die onbelangrijke dingen zeggen over belangrijke zaken  en bovendien met foute spelling.

Ik bezoek een schimmig bos vol met bomen met blaadjes met beloftes erop terwijl ik mijn beer berijd op een zadel van berkenzaadjes en zure bommen en mijn entourage vangt mij op en brengt mij weer op het rechte pad als de beuken en treurwilgen het slecht met mij voor hebben en beknopt reageren op wat ik heb gezegd.

Wat ik zei tegen hun, toen, wordt terug in mijn paleis uitvoerig besproken en bevraagd en bekonkeld en beschreven en ik voel, gezien ik van adel ben, dat de bleh en de beuuuh en de bauh mij mijn neus uitkomen.

En terwijl het blauw naar beneden druipt over mijn plotseling kolossaal gevormde brok van een mond en ik al mijn bewakers opslok in zeeën van woorden en slierten van buitensporig verdraaide begrippen, bedenk ik mij dat dit bleh babewil bukuku bee bee behbah biibabloe bibabloe.

Bibalboens baka bademen boes bloes babé baka. Babé baka. Bons

dinsdag, november 04, 2014

Mest

Moet het dan meer zijn? Meer als, iets dat ik zeker weet en dat ik tellen kan? Ik moet het kunnen tellen. Ik moet het kunnen toetsen. Of, het moet iets teweeg brengen. Een aanzet geven tot iets groter dan wat ik meebreng. Een gedachtegoed dat blijft plakken bij mijn volgelingen. Plakkerig en doeltreffend.

En dat ze dan lezingen geven en evenementen organiseren waarin dat gedachtegoed overgedragen wordt. Waarbij vragen die ik opriep of kwesties die ik aan de kaak stelde opnieuw belangrijk gemaakt worden en dat er dan een bundel wordt uitgebracht met ‘de mooiste van Merijn’.

Er wordt na mijn tijd nieuw onderwijs gesticht dat gaat over gewoon heel veel dingen die ik ooit heb gezegd en bedacht en per ongeluk heel goed verwoord heb. Of natuurlijk niet per ongeluk, met voorbedachte rade natuurlijk, omdat mijn missie natuurlijk was alles wat niet haalbaar was en alles dat veel groter was dan mijn bereik, want wie groot denkt; wordt groot en wie groot denkt; heeft nog enige kans op grote dromen en grote dingen zijn en achterlaten en wie veel eet legt een grote drol. Godver.

Moet het dan meer zijn? Mijn hoofd kan dat niet aan, hoor. Ik moet het kunnen tellen, op één hand. Ik wil het kunnen zien binnen handbereik en het onder mijn ogen teweegbrengen en niet in de toekomst een eventueel vaag begin van een ontwikkeling zien in het duister tussen het stof van de anderen en achtergebleven rommel en voorbije tijd.

Ik wil niet groot, ik doe het klein, oke? Ik werk vanuit klein en dan groeit het groot. Tenminste, als je het genoeg water blijft geven. Maar hoe dan ook, ik moet het blijven zien. Ik moet die zaadjes onder ogen houden en met liefde verzorgen en het af en toe iets toestoppen en dan hoeft het geen grote wilg te worden met wortels in elke vierkante meter van de grond, verwoekerd in de aarde en de aderen van het wereldse.

Ik wil gewoon een klavertje vier. Dan mogen anderen grote drollen leggen, op het stuk grond waar mijn klavertje vier staat. Dat komt mijn geluk alleen maar ten goede.

zondag, november 02, 2014

Architect

Ik droom ervan een hut te bouwen. Van hout en takken en plastic en modder en bladeren en dan afgemaakt met een bloemenkransje en een bordje voor de deur met ‘KOM MAAR BINNEN’.

Buiten is het koud en herfstig maar binnen is het dan warm en er is thee. Iedereen mag naar binnen en bijvoorbeeld zijn eigen koekjes meenemen of taart. En dan ga ik voorlezen uit leuke boeken. Leuk is subjectief, dat weet ik, maar ik zal een poging doen een boek te kiezen dat heel veel mensen leuk vinden. Zorg wel dat je een warme trui mee hebt, want sommige kieren zijn niet goed gedicht dus het kan een beetje tochten in mijn hut.

Mijn hut heeft best wat bloed, zweet en tranen gekost of eigenlijk zweet en sjouwen en splinters en schrammen, maar nu dat hij staat is het een volwaardige plek om even tot rust te komen. In het binnenste van het bos, vind je het binnenste van jouw zijn maar daar hoef je met helemaal niemand over te praten, hoor, want het enige wat we doen is elkaar verhalen voorlezen en verhalen verzinnen en verhalen vertellen en als we zin hebben, maken we met z’n allen nog een tweede verdieping op mijn hut.

En als we de derde verdieping maken dan hebben we samen al heel veel meegemaakt en hebben de spijkers en schroeven en planken en touwen een fundament gelegd en dan kan die hut wel weer afgebroken worden of verbouwd worden, maar dan zit die hut nog steeds in ons hoofd. De inrichting ervan en waar je je voet precies moet zetten om niet je hoofd te stoten en welke kleur groen de boom afgaf aan je broekspijp.

De vierde verdieping is dan de serieuze verdieping en in dit stadium is er niets van de hut meer over maar we weten nog precies zijn geur. En we weten nog precies hoe hij naar ons straalde in de zon. En we weten nog wat het idee was van een hut bouwen. En waarom we het deden. En we weten nog tot in details hoe het moet, een hut bouwen. En we willen het steeds opnieuw, een hut bouwen. 

zondag, oktober 26, 2014

Hoofdingang

Een schaar met plakband en een stukje papier. Een druppeltje lijm verwijderd van de deur uit gaan. Mijn voeten in de wereld en het gescheurd karton weer aangeplakt aan mijn hoofd, in de vorm van een hoed. Een grote, hoge meneeren-hoed, zwartgeverfd en van fluweel.

Ik doe mijn hoed af voor ieder die naar binnen kijkt en een woordje waagt aan het (…). Die een woordje waagt aan het. Het zijn, het gaan, het bemiddelen en het verankeren. Een stoffen snor bedekt mijn twijfels.

Daar stond ik in mijn pak met mijn hoed, klaar, om mijn kunstwerken te tonen en mijn woorden te laten gaan, voor ieder die er maar om vroeg. Voor ieder die het echt wilde weten. Voor iedereen die de moeite nam om voorbij mijn melk kartonnen boodschap te kijken en de laagjes uit elkaar wilde trekken en  ze wilde onderscheiden. Onderscheiden en definiëren en liefhebben en misschien bewaren in een doosje met een lintje van kant eromheen.

Ik verkondigde mijn boodschap met mijn kin en borst vooruit toen een totaal onverwachte weersuitbarsting een scheur maakte in mijn papier, in mijn creatie en het mepte mij en mijn materiaal omver, sloeg mij uit het veld en hing mij in de elektriciteitspaal. Met gebogen hoofd taaide ik af.
Thuis, repareerde ik mijn lagen met denken en schrijven en bedenken en lijnen tekenen op de handen die mijn handen vasthouden en ik plooide mijn gezicht en mijn hoofd, mijn grote hoofd, met wat ijzerdraad en vergat, en ik vergat, en ik vergat wat er gebeurt was. Ten minste de details.

Een schaar met plakband en een stukje papier. Een druppeltje lijm verwijderd van de deur uit gaan. Mijn voeten in de wereld en het gescheurd karton weer aangeplakt aan mijn hoofd, in de vorm van een hoed. Een grote, hoge meneerenhoed, zwartgeverfd en van fluweel.

Ik doe mijn hoed af voor ieder die naar binnen kijkt en een woordje waagt aan het contactslot. Die een woordje waagt aan het contactslot. Het openen, het bekijken en het liefhebben en het misschien bewaren in een doosje met een lintje van zijde eromheen. Of het iedere dag opnieuw wil openen.

zondag, oktober 19, 2014

Credo

Anders dan, dus, niets. Of..toch? Niets, nee zeker niet. Of, ja zeker weten toch wel. In een grote teug, alle woorden in het hoofd, toch maar in het leven gestopt. En het proberen toe te passen en het proberen te laten gaan en het proberen toch vast te houden als het dreigt te verslonzen, maar dan werkt het toch juist averechts?

Een pad door de bomen met bladeren onder de schoenen die kraken en boven een lucht. Blauw dan wel bewolkt, maar wel met een noodzaak om mij genoeg licht te geven dat ik ergens nog een puntje zie dat ik kan volgen om uiteindelijk weer levend en wel thuis te komen en naar bed te kunnen.

Opstaan. Dag. Slapen. Opstaan, dag, slapen. Opstaan, praten over heel veel dingen die er nog allemaal te doen staan, een poging doen om zoveel mogelijk van deze dingen te doen, terugkijken en dan proberen te slapen. Of terugkijken terwijl je hoort te slapen, of tijdens het slapen. Terugkijken en reflecteren tijdens het dromen of, één en hetzelfde?

Woorden zijn woorden en mooie woorden kunnen leiden tot mooie daden maar de uitvoering is nog een stap er tussen. Een paar stappen zetten en dan omkeren is niet hetzelfde als zeggen dat je het gaat doen en het in alle kracht toch niet redden en ook niet hetzelfde als het zeggen maar het niet menen en het daardoor dus niet doen.

Of het zeggen en niet weten dat het ongemeend is en het daardoor niet doen en afvragen waarom je het niet doet goed goed dit is duidelijk.


Als je het niet weet en je komt er echt niet uit, dan ga je de deur uit en dan trap je wat tegen de bladeren of je stampt even in een plas en je kijkt in het tegenlicht en dan zie je soms het licht. Ik herhaal; dan zie je soms het licht.

dinsdag, september 30, 2014

Spinraggen

Vandaag zat er een spin op mijn schouder en keek met mij mee gedurende de uren dat ik daar buiten was, in de wereld. In werkelijkheid reisde deze spin mee op mijn fiets, en was hij helemaal niet de hele dag bij mij, maar sprong van mijn bagagedrager zodra ik buiten kwam en de schuur uit was. Maar het idee van een klein insect dat meekijkt en elke stap volgt die je zet, vind ik een best aardig idee. Een soort maatje, die even aan je oor kriebelt als je iets onderneemt wat misschien toch niet zo handig is. Daarom heb ik deze totaal betekenisloze gebeurtenis in die klamme schuur vanmorgen, even gebruikt om een betekenisvolle boodschap te kunnen meegeven aan mijn lieve lezers.

We gaan de hele wereld af reizen, mijn spin en ik. Eerst houden we het dicht bij huis, maar stap voor stap gaan wij over de grens om ons zicht te kunnen verbreden, en eigenlijk ook gewoon om ander eten te kunnen proeven.

Mijn spin en ik zijn het grootste deel van de dag samen, maar als we elkaar zat zijn dan trekt hij zich gewoon even terug in zijn web en ik in mijn kluizenaarshol. Mijn spin en ik, weten precies van elkaar wanneer we echt de behoefte hebben de einzelganger uit te hangen,en wanneer we eigenlijk maar doen alsof en het liefst een grote, harige spinnenpotenknuffel willen. Mijn spin en ik zijn allebei een ochtendmens; we worden allebei gelukkig van vroeg opstaan en dit blijkt in de praktijk voor veel rust, regelmaat en geluk te zorgen.

Mijn spin zit op mijn schouder en kijkt mee, de wereld in. Maar soms zit hij even op mijn rug onder mijn shirt en dan is hij onzichtbaar en dan wil ik schreeuwen om aandacht, maar om aandacht schreeuwen is puberaal en je bent nu zesentwintig verdomme dus doe nu even normaal en stel je niet zo aan je kunt ook gewoon eens een keer niet zo moeilijk doen en het gewoon een keertje laten gebeuren en je hoeft ook heus niet altijd het maximale uit een dag te halen dat is gewoonweg onmenselijk dus schouders laag borst vooruit en maak er niet zo’n groot probleem van het is nu wel weer mooi geweest jezus christus wanneer ga je het nu eens leren iedereen is toch alleen.

zaterdag, september 27, 2014

Aan de race

De actualiteit rent over de herinnering heen. Was het een snor, of meer een stoppelbaard? Was er één punt op de wang waar de haartjes bij elkaar een klein draaikolkje vormden? Of waren ze gewoon in het wildeweg gaan groeien en wat is er eigenlijk nuttig om vandaag de dag nog in herinnering te houden?

Vandaag de dag speelt zich nu af, gister is geweest en morgen moet nog komen. Is de actualiteit ook wat staat te gebeuren of waarmee gedreigd wordt? Het moment dat de dreiging uitgesproken is, is hij al verleden tijd, toch? En waarom lees ik ook alweer de krant?

Ik weet het niet meer. Ik ben alles vergeten. Of ben ik alleen dat wat niet van belang is vergeten?
De temperatuur van de wang of hoe de koffie aanvoelde aan mijn tong. Hoe ik aan die brandwond kom en op welke dag dit precies was . Of de honing biologisch was of niet. Het was het was het was.

Ik was het vergeten. Ik ben het vergeten. Ik zou het kunnen vergeten, in de toekomst. Als ik een ander leven leid en niet meer weet of de snor bruin was of rossig en ook niet meer kan bedenken of dit eigenlijk belangrijk was. Toentertijd wel? Cijfers en letters en geuren, vormen een doolhof in mijn hoofd en ik probeer de informatie te filteren en te categoriseren in ‘LEUK’ en ‘NIET LEUK’.

‘NIET LEUK’ bevat dan dingen als trappen in een hondendrol en je branden aan de oven, of een akelig beeld niet kunnen vergeten en jezelf iets nooit meer vergeven  of een slappe hand geven aan de liefde van je leven als je hem voor het eerst ontmoet. En ook nog ergere dingen dan dat.

‘LEUK’ bevat dan bijvoorbeeld dat je héél lekker eet als je héél lang hebt gewacht op je eten, of spontaan een mooie bos bloemen plukken, of liever; krijgen. En bijvoorbeeld hoe zijn kusjes proefden en hoe hij naar me keek als hij ze gaf en onder LEUK valt ook af en toe jezelf onderdompelen in een web aan herinneringen en alle categorieën afgaan en even niet denken aan wat de fuck er allemaal vandaag of morgen zal gebeuren. Ik geef er een trap tegenaan en ik bouw een grote tijdmachine die me in een historisch kostuum kan hijsen en dan zeg ik; ‘Toedels!’

vrijdag, september 26, 2014

Bedlampje

Behaaglijk en knus in mijn herinnering. Met een vleugje spanning hier en daar over eventuele aanwezigheid en zichtbaarheid. Onzichtbaar onder de dekens als je er was en verstoppen onder de dekens nu je er niet bent. Die afstand, groot in mijn hoofd en klein in werkelijkheid.

Een trein met een boterham of één telefoongesprek. Een fietstocht in de regen of een saldo in de min. Ik vind het niet erg, wil ik je zeggen, ik vind het niet erg veel te betalen. Jouw gezicht in de tijd verwaterd en met een klik weer in mijn zicht, als ik wil. Jouw gezicht in mijn hoofd verzonken en in gedachten, als een uitgeknipt hoofd met een punaise in mijn voorhoofd, want, daarom. Dat wil ik.

Een treinrit met één boterham of één wandeling met een fiets met een lekke band in mijn hand, of mijn enkel verzwikt en mijn telefoon laten vallen op het steen van de grond. En mijn portemonnee gejat en mijn appel weggegeven aan een zwerver toen ik nog geen honger had. Of vertraging met de trein en mijn andere plan skippen want het maakt niet uit, het maakt niet uit, ik kruip door modder als het moet om jouw hoofd van digitaal naar warm te krijgen, jouw stem van daar naar hier te reizen. 

Zoektocht naar de juiste afstand, zoektocht naar de juiste rit om maar één wang te kunnen ontvangen en de kaart met kilometers te vergeten.Één weg, slechts één voet. Maat boot het liefst. Maar één hand, op de deurbel en jouw lach in mijn oor en jouw hand in mijn heup en jouw ontbijt op mijn bord.

Één voet, één weg. Één klik. Één kick van jou in de juiste richting. Om de veiligheid te verkleinen en het risico te zoeken, met een zaklamp of een bouwlamp. Met een kompas en met een ov-chipkaart en met een kilometer speling zou ik nog akkoord gaan en zou ik vragen om babystapjes in de richting van het noorden, waar de zon toch heel veel schijnt?

Het wordt herfst en het wordt koud en ik ben koud en het klikken ben ik behoorlijk zat. Witte schermen, muffe beelden, zwarte muizen. Ik schrijf woorden en ik schrijf maar en ik typ maar, maar ik zeg niks. Ik weet niet hoe mijn stem galmt, als ik praat. Ik weet niet meer hoe de stroom uit valt en hoe de elektriciteit uit gaat en hoe ergens anders het licht aan kan. Ik weet niet meer hoe jouw stem klinkt en hoeveel jij warmte gaf. 

dinsdag, september 16, 2014

Gedachte-experiment

Rood en blauw maakt samen paars en met nog een kleurtje erbij bruinig en dat moeten we niet hebben. Een beetje kleur in het leven is fijn, maar te veel kleur betekent te veel keus of te veel kennis en daar raken we van in de war, want wanneer loopt één vaatje kennis over in het andere vaatje kennis of wanneer is kunst geen kunst meer? Huh?

Goed, Rood en blauw maakt samen paars en paars is een goede kleur zolang het de juiste kleur paars is. Want ja, ook bij de kleur paars bestaan verschillende gradaties. Je hebt bijvoorbeeld lichtpaars, donkerpaars, middenpaars en leila. Hoewel leila weer vrij dicht bij lichtpaars komt en niemand het grote verschil eigenlijk kan benoemen want, wat is nu eigen het grote verschil tussen iemand iets leren en iemand iets aanleren? Een beetje wit erbij en je doet mensen het licht zien, maar waar haal je dit wit vandaan?

Blauw en rood maakt samen paars. Want, blijkt uit vele ervaringen, soms maakt de volgorde ook uit. Maar, dit is dan weer geheel afhankelijk van de context waar wij ons in bevinden en de vragen die gesteld worden, maar vooral; of het open vragen zijn of gesloten vragen. Gesloten vragen leiden vaak tot situaties waarin eerst blauw komt en dan rood, en open vragen kunnen leiden tot een regenboog aan blauw- en roodtinten, maar meestal dan wel binnen een diameten van 3.5.

3.5 meter. of centimeter, voetstappen of bilspleten, dat is dan weer afhankelijk van de omgevingsfactoren.

Blauw alleen is te veel van het ene, en alleen rood geeft veel te weing bewegingsvrijheid dus moet je een formulering zoeken die de mogelijkheid geeft tot veel meer gedachte-experimenten en visualisaties en conceptueel denken in groepen, dan wel alleen. Een mindmap van de regenboog, waar ook leila een plek kan krijgen en ieder individu naar zijn persoonlijke voorkeur een mooie drol kan leggen.


Stel dat er geen rood of blauw zou zijn in deze wereld, dan zouden alle andere kleuren (bijvoorbeeld, groen, geel, oranje en roze) moeten leiden tot een bruinkleurig geheel. En als we onze pretenties en vooroordelen even achterwege laten en er even doorheen prikken, dan zullen we zien dat dit geheel zo slecht nog niet is. 

donderdag, september 11, 2014

Slappe bak

Ik hou niet zo van oploskoffie. Het voelt niet als iets waar ik echt van zou moeten genieten. Een beetje poeder in een kopje en een plensje water er over heen. Zo’n zelfde soort plensje als je over je heen krijgt als je onder een boom door fietst als het net geregent heeft en er ineens een rukwind voorbij komt.

Het glas lijkt halfvol vanaf hier maar het is toch vrij leeg allemaal. Een zoete, rijke limonade met de geur van verse aarbeien met een vleugje limoen, maar je moet die kraan maar laten lopen en lopen en lopen. Je krijgt er geen slok van. Geen goede volle mond. Geen bolle wangen waar je de limonade als een sliert kan uitspugen door één klap op beide wangen.

Verleden week trok ik een pluk haar uit het doucheputje. Dit was pas nadat de badkamer en de keuken en het hele huis overstroomd waren. De bank en kasten en de tafels en de kussentjes op de bank, alles was nat en bedekt met shampoo en ook de stofzuiger heeft de waterramp niet overleefd. Een verstopping in je huis, dat is niet niks. Dat roert net niet lekker door allemaal.

Het water ligt stil en wacht op een aardverschuiving of een windvlaag of een boot die voorbij komt en die olie achterlaat in een lange, slingerende sliert, waarin de vogels verstrikt raken. En dan krijgen zij alle kleuren van de regenboog op een bedje van zwart en als de zon erop schijnt zie je dit pas extra goed. Uiteindelijk zullen deze vogels, en andere dieren in de zee, sterven, maar dan gebeurt er tenminste iets. Iiiiets!

Sink hole, ik lig in mijn bed! Neem mijn huis maar mee vannacht! Dat lijkt me wel spannend, een avontuur in het binnenste van de aardkorst waar het donker is en muf ruikt en naar moestuin maar waar ik misschien wel continu zou moeten vechten voor mijn eigen bestaansrecht. Ik zou demonstreren en moeten protesteren en schreeuwen naar de heersende orde: IK NEEM GÉÉN GENOEGEN MET  UW OPLOSKOFFIE!


En daar in het binnenste van die aardkorst zou het mij niet zo makkelijke gemaakt worden en zou ik het niet kunnen laten bij een zalvende verantwoording naar mijzelf. En daar in het binnenste van die aardkorst zou het mij niet makkelijk gemaakt worden en zou ik het niet kunnen laten bij een narcistisch denkgoed en mij kunnen terugtrekken ergens in een stil hoekje met mijn yogamatje.

maandag, september 08, 2014

Ode

Ik heb voor mezelf besloten dat ik hier heel lang mag staan. In het midden van de kamer. Maar het duurt langer dan ik had verwacht en vlak voor het einde moet ik mezelf uiterst concentreren om er mee te stoppen. Om gewoon met mijn hand naar de waterkoker te reiken en mijn kopje vol te schenken. Om gewoon naar buiten te kijken met een blik op de wereld die heel scherp ziet wie er op straat loopt. Maar het duurt veel langer dan verwacht dus sta ik het mezelf toe.

Een schaap in een weiland, een zon, een fiets, een hand, in mijn hand. Een val op het asfalt en een schram met bloed eruit maar geen ernstige. En dan hard gelach om mijn klunzigheid.

Een bloem in zijn hand in mijn neus gedrukt voor ik naar adem kan happen. Het stuifmeel kriebelt. Een hand door mijn haar, een hand in zijn zak die grijpt naar wat kleingeld voor ijs. Want daar hou je toch zo van?

Ik zeg hem dat ik niet per se van ijs houd, maar meer van het idee dat ik ijs kan nemen en mezelf kan verwennen met zoetigheid en dat als ik heel erg geniet van die zoetigheid, het niet meteen zal verdwijnen in mijn billen en ik vertel hem ook dat ik eigenlijk veel meer houd van ijs, als dessert na een drie-gangen kerstdiner en hij zegt dat hij het onthouden zal.

Hij zegt tegen mij, je bent een vieze romanticus. Ik vertel hem dat ik houd van mannen in pak en hij zegt dat hij het onthouden zal.

In de woonkamer wordt het donker en ik sta er nog steeds. Mijn blaas staat op knappen maar ik geef niet op, want het is nog niet af, het verhaal. Ik schrijf de woorden in mijn hoofd in kleine fotootjes en beschrijf ze tot in de details zodat mijn hersenen er een kloppend plaatje van kunnen maken. De plaatjes zijn vol met handelingen en locaties en een warm gevoel maar de gezichten zijn vaag en onherkenbaar. Zelfs mijn eigen gezicht is niet zichtbaar en ik voel in het echte leven, in de kamer, aan mijn neus, of hij er nog zit en ik beweeg door de kamer en ik pak een wattenstaafje en voel dat mijn oren er nog zitten in het echte leven.

In mijn hoofd heb ik geen oren nodig want de monden bewegen alleen maar, er is geen geluid. Geen lage stem die zegt; ‘Ik vind jou het grappigste meisje dat ik ooit heb gezien’, alleen de klank van mijn eigen, die mij informeert dat ik al een tijdje geen goede grap meer heb gemaakt in dit schrijfsel.

Ik probeer zijn lippen te lezen maar ik moet toegeven dat ik er niet zo goed in ben. In mijn dromen ben ik altijd de beste, daarom hou ik er zo van. Ik doe mijn ogen dicht en grijns van oor tot oor.

zaterdag, augustus 30, 2014

Kwijl

Dus ik zei tegen haar dat het eigenlijk niet helemaal hetzelfde was, maar ze wilde er niet aan.

Of, ik wilde het zeggen, maar, ik heb het niet gedaan omdat het te veel zou neigen naar iemand die maar dingen zegt. Want, ik kan het niet verwoorden; het is een gevoel. Mijn weeïge stem kwam al een beetje op en ik voelde mijn hand richting mijn hart gaan tijdens het zoeken naar woorden. Liever wilde ik dat ik eens een keer praatte met mijn snelle blik en mijn harde kut en rappe tong en niet vanuit een ongrijpbaar, niet te verwoorden gegeven; het gevoel. Das Gefühl. Das. Gefüuuhl.

Dat gevoel, daar kan je nog al eens tegen aan lopen in nu; de moderne tijd. Snelle, flitsende, pakkende woorden, da’s belangrijk. Een pitch, een peptalk een pretentieus praatje, woordkunst, kunst van woorden maar dan ook toegankelijk voor een randdebiel, maar ingenieus en inventief tegelijk, zodat het ook wat meer de scherpere, intellectuele ziel zou kunnen raken. Een slappe tong brengt je nergens.

De gemiddelde mens voelt toch een steek in zijn zij bij een sprint die te lang niet heeft plaatsgevonden? Voelt toch de eerste tekenen van een aft opkomen in zijn mond als hij te lang geen fruit heeft gegeten of, voelt het als hij niet helemaal gewenst is in de ruimte of als het gesprek een paar meter verderop over hem gaat. De gemiddelde mens voelt hoe de huid van een olifant voelt, of kan het zich in ieder geval, gevoelsmatig, voorstellen. De gemiddelde mens voelt de huid onder zijn voeten licht kietelen bij de eerste aanraking met het gras in de lente en de gemiddelde mens voelt een scherpe, onverklaarbare buikpijn als hij beseft dat hij degene die hij lief heeft niet meer kan horen en ruiken en niet meer kan voelen.


 En de mens voelt dat het over is. En de mens voelt dat het definitief is. En de mens voelt dat het een voorbije tijd is. En de mens voelt dat ook deze voorbije tijd, voorbij gaat en de mens hoopt, met heel zijn hart, met heel zijn ziel en heel zijn geweten en zijn vocabulaire, dat de tijden veranderen. Dat de tijden veranderen in dat de woorden niet meer zo belangrijke zijn en dat de woorden die hij zoekt veranderen naar andere woorden die niet zozeer horen bij tranen en die niet zozeer horen bij een hoofd vol snot en die niet zozeer horen bij maar dingen zeggen over iemand terwijl het zoeken naar de kunst van de woorden over die persoon, de woordenkunst, de schoonheid van de woorden van de kunst over die persoon en de kunst die de persoon is die er niet meer is zonder woorden kunnen zeggen wat de kunstpersoon is, dat de persoon kunst is voor jou.

zondag, augustus 10, 2014

Heuvels

Het liefst wilde ik op de maan wonen omdat dat heel stoer zou zijn, maar in werkelijkheid vind ik het hier op aarde prima. Ik ben niet iemand die heel ver weg moet gaan om goed tot mezelf te kunnen komen. Dichtbij lukt dat ook. Ik bewandel hier al genoeg bergen en dalen om goed inzichtelijk te krijgen wie ik nu eigenlijk ben en waarom ik toch altijd weer een stuivertje gooi in de verkeerde geluksfontein.

Ondertussen bouw ik bergen van ideeën en ervaringen en kun je alleen met goede klim ‘equipment’ bovenaan komen, daar waar ik sta. It’s lonely, it’s lonely at the top, zegt men altijd. Nou, ik kan je vertellen, op iedere laag van deze hoop is het eenzaam en stug en koud en heel soms zonnig, maar naar boven kijkend ziet het alleen maar mistig. Het strand is er maar nu en dan en die pakezel wordt maar zwaarder en zwaarder en zwaarder met pakketjes en input en output en teksten en cijfers en gegevens en dan zie je door de bomen het bos niet meer en gaat het vliegtuig naar weet ik veel waar en weet je niet of je er in moet stappen en denk je de hele tijd dat je bij de verkeerde gate bent en shit shit shit je bent je tandenborstel vergeten. Drama.

Naast de pakketjes en de souvenirs en de backpacks zijn er gelukkig ook de grappen en de woorden en mijn eigen woorden die de rit weer zo kunnen verdraaien dat het eigenlijk keihard om te lachen is. Ik klim en ik stap en ik nordic walk en ik loop hard en ik schuifel en ik rol weer naar beneden en ik laat een scheet onderweg en mijn slaapzak gaat stuk en mijn tent lekt en het hostel is vol en ik lach tot ik buikpijn heb en zo gaat het leven door.

donderdag, augustus 07, 2014

Zeer zuur en bittere koffie

In de tijd, in het wachten, kom ik soms op andere ideeën. Neem ik terug wat ik eerder bedacht had, ook al is het vrij onmogelijk een gedachte terug te nemen, anders dan hetgeen dat hardop gezegd is.  Twijfel terug nemen, dat kan al helemaal niet. Wanneer twijfel eenmaal aanwezig is, is deze aanwezig en met geen mogelijkheid te vergeten of te negeren.

Mijn koffie is zwart of nee, toch met melk? Vroeger dronk ik dit met suiker maar vandaag weet ik niet meer wat ik wil. Roeren tot het een beetje van alles is en niet rigoreus hoeven kiezen tussen zwart of wit. Het een, of het ander. Zwart of wit. Één of twéé. Niet of wel, ja en nee, zitten of staan, liggen of zitten, liggen of doodgaan en nooit meer denken aan vroeger dat al heel vaak gezegd is en besproken.

Ik word uitvinder van de eeuw want ik bedenk een machine. Een soort bed waarin je slaapt en waarbij je oren zijn aangesloten op twee hele lange slangen, die weer aangesloten zijn op een kastje en dit kastje is waar het om allemaal om draait. Dit kastje namelijk, zorgt er voor dat je alle dagen ervoor weer vergeet. Alles wat een dag eerder is gebeurt vergeet je weer. Maar dan niet de belangrijke dingen. En dat kastje bepaald dan voor jou wat belangrijk is en wat niet, of zo. Daar moet je dan maar op vertrouwen.

In ieder geval kun je met deze machine nog wel een vrij normaal leven leven. Dingen die je geleerd hebt zul je onthouden en belangrijke beslissingen zul je doorvoeren en goede gewoontes die je ontwikkeld hebt zul je ook in verdere werking zetten je zult je blijven ontvouwen. Maar alles wat de dag ervoor gebeurt is en de dagen dáárvoor, zul je vergeten.

Ik weet dat dit een machine is met heel tegenstrijdige kenmerken. Ongeveer hetzelfde als een keuze maken en deze weer terug nemen. Ongeveer hetzelfde als dat wat twijfel is. Zwarte koffie, of koffie met melk of met melk een een beetje schuim of met melk en heel veel schuim of een hele sterke koffie met een klein beetje water erbij of met? Met wat nog meer eigenlijk?

Ik ga standvastig voor een kop thee en vertrouw erop dat dit de juiste keuze is. Ik hoop maar dat ik het morgen weer vergeten ben.

woensdag, juli 30, 2014

Plannen

Ik sta hier met een uitgestoken hand. Jij staat aan de overkant van de brug en gaat hoogstwaarschijnlijk niet springen. In het water onder ons zwemmen eenden, zwanen. Baby-fuutjes op de rug van hun moeder en een snoek in de donkere diepte die ik niet kan zien.

Een mannetjeseend kijkt mij aan. Ik maak mijzelf altijd wijs dat ieder willekeurig dier waarmee ik een blik uitwissel van meer dan vijf seconden, dat ik daarmee een band heb. We begrijpen elkaar dan. In het mooiste geval is het dier een reïncarnatie van een dierbare die ik verloren ben, of gewoon van een dierbare die nog leeft maar die ik verloren ben.

Ik stel mezelf altijd voor dat die dierbare, via het lichaam van die eend in dit geval, een boodchap doorgeeft als ‘het is oké’ of ‘je bent niet alleen’. Na die vijf seconden kijkt dat beest dan weg en probeer ik krampachtig contact te blijven zoeken en als dit niet lukt besef ik opnieuw; die eend is niet mijn oma en ik ben wel alleen.

In mijn hand liggen de broodkruimels maar ze worden niet opgegeten. Door jou niet, door oma niet, door niemand niet. Ik barst in lachen uit en bedenk me dat ik het brood maar beter kan bewaren voor mezelf, voor als er slechtere tijden aanbreken. Gulzig lik ik de droge kruimels van mijn hand en loop weg van de steiger. Vandaag even geen duik tussen de vissen en de dieren en de bacteriën en de andere mensen. Vandaag gewoon even zelf zijn.


Na enkele meters kijk ik nog even om naar de steiger. Een mug vliegt in mijn oog. Godver. We wisselen blikken uit, want dat kan niet anders want hij zit op mijn oogbol en ik kan niet om het insect heen kijken. Het belemmert mijn zicht. Het beestje stuurt me zijn allerlaatste boodschap ooit maar ik kan het niet verstaan. Daarna sterft het dier op het topje van mijn wijsvinger. Sorry.

maandag, juli 21, 2014

Bien dans sa peau

Soms wil ik gewoon de vraag kunnen stellen ‘Hoezo?’ en dat er dan een goed antwoord komt. Niet een goed antwoord dat meetbaar is, zoals bij een televisiespel als Lingo of het oude Rad van Fortuin, maar een antwoord waarmee ik tevreden ben. Die enige zin geeft aan de zojuist gestelde vraag en in welke context ik hem stelde. Maar negen van de tien keer stel ik de vraag niet en stelt niemand de vraag.

We lopen weg, de één naar de ene kant en de ander naar de andere kant van de weg en er zal geen wezenlijk contact meer zijn, geen ontmoeting. Hoezo? Hoezo lig jij op de vloer naar het plafond te staren, vraag je je dan af. Maar het blijft bij afvragen, want je zult jezelf de vraag nooit stellen.

Gewoon. Omdat. Twijfel is alomtegenwoordig en vragen blijven in de lucht hangen. Dat kleine handje dat gesteld wordt althans. Gewoon. Omdat. Het kan? Ah! Daar issie! De vraag.

Daar issie weer en er is nog steeds niets duidelijk. Moet het nu de letter K zijn of eerder een minder voorkomende letter zoals de letter Q? Uit die witte plavuizen bovn mij word ik ook niet veel duidelijker en ik rol mij op mijn buik om een boodschap te ontvangen van mijn vloerkleed. Tevergeefs. Het snot uit mijn neus vormt van het hoogpolige grijs een soort spikes. Ik pak de natte plekken tussen duim en wijsvinger en zet ze nog even extra aan. Een tapijt vol spikes, van hardnekkig vuil.

Hardnekkige vragen hangen daar in een wolkje en de presentatrice heeft geen kaartje waar de oplossingen opgeschreven staan. Gewoon. De ontmoeting is voorbij. Iets dat tegenover je staat, heeft niet de verantwoordelijk daar voor altijd en altijd te zijn. ‘Waarom?’, vraag ik met grote puppy ogen. Ah! Daar issie weer! De vraag. Met iedere vraag wordt mijn hoofd voller en leger tegelijk. Als een zandloper, die de vulling steeds verplaatst van ruimte naar ruimte. Van mijn linker voorhoofdsholte naar mijn rechterneusgat, van mijn rechteroog naar mijn linker neusvleugel.

Als het klaar is sta ik op en veeg mijn gezicht aan het dichtstbijzijnde gordijn en het gordijn absorbeert mijn lichaamsslijm meteen. De rest van de dag kijk ik domme tv en probeer niet meer in vragen te denken maar in zinnen met punten. Nog even werp ik een blik naar het vloerkleed, maar het ligt daar maar alsof het niet eens de functie heeft van allesweter. Kan dit kleed in de was?


Dat is een goede vraag, de beste van vandaag.

zondag, juni 22, 2014

Catch up

Als ik was, zonder dat ik werkelijk mij ben, dan zou ik wel een tomatenplant willen zijn. Zonder zorgen op het balkon en niets meer dan mij focussen op het ontvangen van vitamine D. Of nog beter, het ondergaan van het ontvangen van vitamine D zonder enige concentratie. ik zou daar immers niets voor hoeven doen.

Mijn tomaten zouden ontspruiten. Één voor één. Eerst klein en groen en hard, als een pitje en dan naar de fase van die gekke tussenkleur, een tussen groen en rood in. Een kleur die onmogelijk te benoemen is behalve dat het een beetje op bruin lijkt, als bruin een kleur is. En dan langzamerhand vuurrood. Een groot contrast tussen mijn groene bladeren. Vuurrode knoppen tussen mijn felgroene blaadjes.

Mocht een tomatenplant helemaal geen vitamine D aanmaken wanneer zij in de zon staat, zoals een mens doet en dit ook nergens niet voor nodig heeft, dan zou ik toch wel liever een mens zijn.

Dan zou ik ook af en toe op het balkon kunnen zitten, maar zou ik mij verder kunnen richten op het geven van zin aan allerlei andere onderdelen in mijn leven. Zoals filosoferen met kinderen en filosoferen met mezelf.

Dan zouden die enkele momenten op het balkon meer waard zijn omdat ze minder vaak voor zouden komen. Iets wat niet aan de hand zou zijn als ik een tomatenplant zou zijn. Dan zou ik mijn dagen slijten in de buitenlucht en hoogstwaarschijnlijk niet meer kunnen beseffen hoe goed een beetje buitenlucht voor je is.


Als ik een tomatenplant zou zijn, dan zou ik onmogelijk in staat zijn mij, bij toeval, te buigen over het begrip ongrijpbaarheid en zou ik onmogelijk in staat zijn hierover een andere positie in te nemen door mijzelf in te lezen. Als ik een tomatenplant zou zijn, dan zou ik onmogelijk een van mijn eigen tomaatjes in handen kunnen nemen en deze in mijn vuist fijn te knijpen, zodat het vruchtvlees tussen mijn vingers door sijpelt. Deze vuist zou immers niet bestaan.

zondag, mei 25, 2014

Schikking

Het meisje op het kleine fietsje fietste langs en zonder het door te hebben reed ze over mijn tenen heen. Ze kijkt om en lacht een blozende lach en ik geef haar een hand en trakteer haar op een glas limonade en ze begint te vertellen.

Over hoe het op school was en hoe het met mama gaat en dat ze nieuwe gympen heeft en trotst tilt ze haar voet op de tafel. Ik ken dit mensje helemaal niet maar o, wat zou ik haar graag meenemen naar mijn favoriete klimboom en haar de kneepjes van het vak leren. Welk vak dan ook. En dan zou ik zelf ook nog alle kneepjes en grotere knapen willen leren want ik weet bij god niet meer hoe ik het ooit ga doen. Dit, dit alles.

Het geslurp van een leeg glas door een rietje, verstoord mijn gedachten. ‘Wat ga jij doen vandaag?’ wordt mij gevraagd. Ja, dat is een hele goede vraag. Dat is godverdomme een hele goede vraag, antwoord ik. Zonder het woord godverdomme dan, maar met een handgebaar dat het woord godverdomme zou moeten betekenen.

Ik zeg tegen het meisje, ik denk dat ik die koe maar eens even bij de hoorns ga vatten, stoppen met het getouwtrek. Ik zeg dat ik de maatschappelijke ladder ga beklimmen en in het oog zal springen en dit alles met heel veel bombarie!

Het meisje zegt dat ze de fuck niet weet wat ik bedoel maar dat het klinkt als iets met een speeltuin waar ze héél hard muziek maken, met toeters en bellen en tuba’s en drumstellen. Drumstellen in meervoud, ja.

Ik sla mezelf voor mijn kop en bevestig dan. Ja, schreeuw ik uit met een slaak van opluchting, dat is inderdaad precies wat het is. 

donderdag, april 24, 2014

Klaagzang

Je hebt gezien, je hebt gelezen, je hebt gehoord je hebt geschreven. Je hebt gezegd wat je wilde zeggen, dat wat een ander zei. Je hebt gepraat en nagepraat en aangepraat wat je ooit wilde zeggen tegen degene die dingen tegen je zei die hij zelf niet bedacht had en ook nooit uit zichzelf zou zeggen.

“Godverdomme” is een liedje, dat ik zing als ik ’s ochtend wakker word en mijn eigenste dromen plots vergeten ben en niet langer met mijn haren in de wind fiets, maar met mijn haren in het snot van mijn neus in de wind op de fiets omdat ik huil en de stad zingt tegelijkertijd. Héél vals. Niet mijn liedje, maar een ander lied, dat ooit geschreven is door mensen die zelf niets wilde zeggen maar het door een ander wilde laten doen. Met mijn neus in mijn haren en mijn snot op de fiets en mijn stem die hapert en hapert en de weg kwijt is.

Richtingsgevoel weg en woordkeuze op hol geslagen en mijn fiets doet het fout en is stuk en rijdt slecht en gaat stuk en niets lijkt meer goed. Of fout. Het lijkt nergens meer op behalve op een weg die geen rechte weg is maar meer een rotonde is. Ro-tonde. Rooo-tonde. Dat is het juiste woord voor dit dralen en leven en draaien en praten en zeggen wat staat geschreven.

Ik wil nu graag dat je dit even hardop voorleest. Dankjewel.

zondag, april 06, 2014

In need of

Als het niet hoeft dan liever niet. Ik zou ook liever onvoorbereid gaan. Gewoon op de bonnefooi. Zo zeg je dat toch? Niet nadenken, gewoon doen. Op goed geluk gewoon gáán. Springen, doen, actie, het even flikken, het werk verrichten, terugkaatsen, iets ontketenen.

Iets voor elkaar krijgen zonder het uit te denken. Het kan. Ik weet het. Maar de kans dat je mis schiet is dan ook groter en de kans dat je jezelf in een lastig parket brengt ook, een ‘relatief’ lastiger parket dan voorheen, bedoel ik. Het kan een balletje doen laten rollen dat je helemaal niet in beweging wilt brengen. Touwen opzetten die je liever laag bij de grond wilt houden. Het kan komen als een dief in de nacht, en weer vertrekken. Ex abrupto. Plompverloren, bijster. Naar de maan.

Je kunt het in principe oplossen met een agenda en het een beetje in toom brengen met een wekker en een horloge en een extra wekker en een opschrijfboekje en een digitaal afstreeplijstje en een marker en een gum en een extra schriftje en een mapje voor alle administratie van dit, dat het leven heet.

Bij deze wil ik graag iets opbiechten. Ik ben een stuiterbal. En iedereen die denkt te weten dat niet zo is heeft het bij het verkeerde eind. Ik zal stuiteren. Jij zal stuiteren. Hij zal stuiteren. Wij zullen stuiteren. Wij zouden gestuiterd hebben. 

zaterdag, maart 22, 2014

Raadseltje

Mijn voet slaapt. Ik lig in een krul op de grond en mijn voet slaapt. Onbeweeglijk, maar marcherend en krioelend en dansend en verplaatsend van binnen. Geheel niet onbeweeglijk maar toch, die krul is maar een krul en zegt niet alles. Een krul kan veel meer betekenen dan zij doet vermoeden.

Mijn voet slaapt en ik kijk televisie en ik neem informatie in me op en kaats informatie weg. Het zou kunnen beteken dat ik daadwerkelijk televisie kijk maar toch, een ongezegde reden doet anders vermoeden. Televisie kijken staat voor veel meer dan dat en kan, nota bene, gepaard gaan met heel veel andere bezigheden dan wel geestelijke arbeid. Hoe erg ben ik dan ik dan nog televisie aan het kijken? Zou je je kunnen afvragen. Hoe erg?

Je kunt je ook afvragen of datgene dat je in de spiegel ziet daadwerkelijk is wat er is, maar, dit kan ik ten zeerste afraden, want dit is, dunkt mij, onbegonnen werk. Of erger; het is werk waar je je beter niet aan kunt wagen in mijn ogen, omdat ik de kans zeer groot acht dat je in het vervolg ieder lullig piemeltje in twijfel trekt. 

woensdag, maart 12, 2014

Over de strekking van het verhaal ‘Je zet een theemuts op en je bent een koning’

Ik sta in een lege ruimte. Als ik wil zitten ga ik zitten. Ik zeg woorden als ik dat wil, ik doe het raam open ik doe het licht aan of uit en ik laat het heel lang stilvallen als ik dat wil en dan zie ik het.

Ik trek een kast open, ik trek een schoen aan, ik trek een broek uit, ik zet een pruik op, ik dik mijn stem aan, ik kijk mijn ogen uit, ik lach mijn buik kapot en het is er. Dan is het er gewoon en je kunt het niet stoppen, het bedenken hoe het eruit moet zien en hoe het gaan zal en hoe het zal ruiken en hoe het zal klinken en of er muziek is en of mijn schoen knelt of niet en of ik geeuw of schreeuw en hoe de ander reageert en dat het publiek dan moet lachen. Dat weten we niet of het publiek moet lachen want er is geen publiek. Het is alleen jij en ik, en misschien nog wat anderen, met een hoed op.

Als wat, als dan, wat nu als en maar wat nu als dit en als dat? Dat soort vragen kun je niet een historicus stellen, schijnt. Maar wat nu als ik zelf alles kan verzinnen dat? Alles kan maken dat? Alles kan doen met en doen wanneer en doen waarmee en doen alsof en doen alsof het publiek, dat er niet is, moet lachen en dan een applaus ontvangen. Een buiging in mijn pandjesjas, die ik, plotseling, aan heb en op het moment dat ik dit besef is hij niet meer zwart maar knalblauw, met glitters, en een broche van een groot opblaasbaar hart op de pocket, een opblaasbaar hart dat zichzelf opblaast, zonder hulp en dat dat hart dan steeds groter wordt en groter en dat mijn hoofd niet meer te zien is en nog groter en zo veel groter dat het buigen niet meer kan, want het opblaasbare hart zorgt ervoor dat ik niet meer naar voren kan bukken maar alleen nog in de loodlijn kan staan.

Ik lach met volume, zodat mensen weten dat ik glimlach en trots ben dit applaus te mogen ontvangen en ondertussen maak ik driftige en onderdanige gebaren met mijn handen en armen zodat de mensen weten dat ik hun applaus zeer waardeer. En de mensen gooien bloemen naar me en een van de rozen prikt met zijn doorn in mijn hart en mijn hart zegt PANG en flubbert als zo’n visje die opkrult in je zweterige hand, wat dan betekent dat je jaloers bent.

Maar mijn Engel Gabriël geeft mij op dat moment een talent. Het talent om van die restjes rubberen, flubbertjes hart een heel mooi paleis te maken. Een paleis voor mij en voor mijn prins, die mij straks ten huwelijk vraagt als hij erachter komt welke schoenmaat ik heb en daar niet mee lijkt te zitten en we trouwen en dan word ik koning en hij koningin want ik houd van ambivalentie en ik geloof niet in perfectie, ik zeg het je; de koningin poept ook. Ze houdt een keertje op met alleen maar mooi zijn, want ook zij is in verval. Net als ik, en jij, en wij. En wij zijn ineens honderd mensen, nee, duizend mensen die heel hard een groot operalied zingen over een meisje dat zo haar best deed ze te ontwijken maar toch, iedere dag uitgleed over een bananenschil.

Het fluitketeltje fluit op het kolenfornuis. Ik giet het kokende water in de theepot en sluit het met het porseleinen dekseltje. Ik zet mijn muts af en houd de thee warm voor de rest van mijn leven.

zondag, maart 09, 2014

Verkozen boven

Ik kwam al fluitend op de fiets aan in de straat waar mijn nieuwe huis woont, of nee, niet helemaal fluitend, meer zingend, want na jaren oefenen van het tuiten van mijn lippen krijg ik er nog steeds vrij weinig mooie klanken uit. Mijn stem doet het wat dat betreft beter. Soms brengt dit nogal ergernissen mee, gezien ik mij meermalen meer in een stemming voel om te fluiten dan om te zingen.

Afijn, ik fiets de straat in waar mijn huis zich bevind en op de stoep ontmoet ik een oudere man. Ik stap keurig van mijn fiets af want ik weet heel goed dat je op de stoep niet mag fietsen en in het bijzijn van ouderen hang ik graag de prettige jongere generatie uit. Ik stap af en ontmoet de man op de stoep. Of, ik bekijk hem.

Hij draagt een hoed en heeft een bos bloemen in zijn handen. Een bos bloemen die menig vrouw zou willen ontvangen. Hij draagt een hoed en heeft een bos bloemen vast en zijn hoofd kijkt naar zijn voeten. Ik kijk naar hem maar hij kijkt niet terug. Ik stop abrupt met schijnfluiten want, zie ik daar nu een traan over zijn wang rollen? Deze mooie, oude man, met een hoed op en een bos bloemen in zijn handen, huilt?

Beduusd vervolg ik mijn weg naar mijn voordeur en daar zie ik, op de eerste verdieping mijn oudere onderbuurvrouw staan. Op het balkon. Ze draagt een nachtjapon (of eigenlijk geen nachtjapon maar iets anders maar het beeld is mooier met nachtjapon) en kijkt in de verte de straat in. Ik dacht eerst dat ze naar mij keek, dat ze de jongere generatie goed in de gaten houdt als deze, misschien wel dronken en laveloos en compleet naar de haaien, thuiskomt, dus ik zeg haar beleefd goedenavond om te tonen dat ik helemaal nuchter ben, maar ze kijkt niet naar mij. Ze kijkt naar de man met de hoed en de bos bloemen en de traan.
Neuriënd, want, ik weet bij God niet meer of ik wil fluiten of zingen, sluit ik de deur en plaats mijn fiets in de schuur en laat mijn buurvrouw op het balkon achter. Als ik de sleutel in mijn eigen voordeur steek besef ik me dat dit dus zo’n liefde zou kunnen zijn.

Zo een waarvan de geschreven en uitgespeelde scène het mooiste is en de mensen in de zaal hun adem doet inhouden. Zo een waarvan je gaat fluiten als het goed komt en de mooiste blue jazz over zingt als het fout gaat. Zo een liefde die nooit meer een liefde zou kunnen zijn, hier in Amsterdam-Oost. Zo een liefde die mij dag na dag doet opstaan en mij motiveert om mijn stem te gebruiken.

Over stemmen gesproken, vergeer je je niet te oriënteren ihkv de gemeenteraadsverkiezingen? Je hebt nog anderhalve week.

vrijdag, maart 07, 2014

Gietertje

Als je om je heen kijkt zie je overal lijnen. Lijnen om naar te kijken of overheen te stappen. Of om heel precies je voeten achter elkaar te zetten. Stap voor stap de lijn te volgen naar God mag weten waarheen. Oost, west. Thuis is in ieder geval niet altijd het beste. Ik bedacht me laatst, het wordt misschien hoog tijd eens over de heg te kijken. Of over de schutting voor mijn part.

Een sneak peek bij de buurman. In zijn tuin of gewoon in zijn hoofd. Als handen aangeven wat onze denkpatronen zijn dan kunnen we elkaar de hand schudden en elkaar begrijpen. In handgebaren kunnen wij dezelfde taal spreken, toch? Kunnen wij niet allen met ons handen praten?

Voor nu stoot ik mijn hand tegen een harde lijn. De lijn voelt als schuurpapier en het andere moment als een badkamertegeltje in de keuken van je overgroot oma en weer een ander moment als een flinterdun crêpepapiertje dat maar niet wil scheuren, in welke hoek je hem ook pakt. Ik wil mij er onderdoor bewegen met een sierlijke beweging, of er overheen duiken met mijn twee handen vooruit. Het diepe in. Mij soepel door het water verplaatsen.  Maar ik lijk niet te bewegen en hoewel mijn ogen al een blik vangen van een onbekende man aan de andere kant van de streep, blijven mijn voeten nog staan op de plek waar zij willen staan.

Mijn schoenen met stroop, vastgelijmd aan de grond en ik probeer mijn knie omhoog te tillen met alle kracht die ik heb om een pas te maken maar het kietelt en het schuurt en het maakt dat mijn handen harkerige bewegingen maken en het voelt als kramp in mijn rechter kleine teen en linker wijsvinger tegelijk terwijl mijn neus ook héél erg jeukt en mijn buik rommelt en ik wil het weten ik wil het weten ik wil het weten wat daar is en ik weet het niet en ik weet het niet ik weet het niet, of er daar echt al narcissen uit de grond ploppen. Of dat het daar nog een beetje te vroeg voor is. 

woensdag, maart 05, 2014

Kijkersoog

Als ik naar jou kijk en ik zie wat ik wil zien, is dat dan waar? Zeg, ik zie jou met een muts omdat dat wat jij doet, dat bij me oproept. Terwijl jij in de actualiteit misschien geen muts draagt maar iets wat we een beanie noemen vandaag de dag. In mijn werkelijkheid is het een muts en als mijn opa er naar kijkt is het misschien een hoofddeksel maar jezus, weet iemand wat het werkelijk is en of dat eigenlijk uitmaakt. Het dunkt mij dat het weinig uitmaakt of ik maïsgeel zeg en jij goudgeel maar het betekent toch werkelijk wat anders.

Zeg, ik loop van links naar rechts. In de ruimte. In de huidige tijd. Maar jij hebt gezien dat ik van rechts naar links liep en halverwege, of nee, ongeveer op tweederde, stopte, om een woord te zeggen dat onverstaanbaar was, terwijl, in mijn gedachten, dat woord heel goed gearticuleerd was, wie heeft dan gelijk? Adam of Eva? Kat of hond? 

Ik wist honderd procent zeker dat ik dat woord juist gezegd had, nu, zojuist. Ik durf er mijn leven voor te geven maar mijn toeschouwer kon het niet verstaan in deze tijd, in deze ruimte en daardoor was het per ongeluk theatraal. Omdat het mis ging bedoel ik.

Een zichtveld is altijd, of het grootste deel van het kijken, vertroebeld. Met geurige margrietjes en lelietjes van dalen uit een te groen grasveld geoogst door je moeder met een tuinbroek, dan wel felroze jurk aan, wat zorgt voor een snotterige neus en jeuk in de ooghoek. Of met bakstenen en wanden en muren die niet te doorbreken zijn en weinig licht doorlaten om überhaupt een beeld te kunnen vormen van wat er zich op het toneel afspeelt. Ik trek mijn toneelfiguur aan en probeer lekker alsnog te doen alsof ik niet zie dat jullie mij zien. Alsof ik niet weet dat jullie lezen wat ik schrijf.

maandag, maart 03, 2014

Min jou

Mooie liefde dan. Die die er niet kan zijn. Prachtig, waarachtig en romantisch en heel realistisch vooral. Waarachtig waar namelijk en waarschijnlijk ook waarachtig wisselvallig, zoals in het echt.

Waarachtig echt en waarschijnlijk heel realistisch. De liefde dan. Want wat is er nu echter dan werkelijke liefde? Weinig weten hoe het echt is. Veel weten wel heel veel andere dingen maar dat, dat ene, dat ene gekke ding, de liefde genaamd, dat weten ze dan weer niet. Of ze weten wel wat en hoe en hoe het voelt en hoe het is maar staan gewoon met hun neus de andere kant op, terwijl de ware liefde misschien wel ronddartelt en het leven viert voor hun ogen. Rug-zaal staan komt in deze tijd toch wel aardig dicht bij een doodzonde.

Doodzonde toch, als je werkelijk nooit zult weten wat waarachtig is. Dan blijft het dromen en speculeren en wensen en wonen in een huis zonder enige echte waarheid, behalve dan die van jezelf. Die waarheid die jij in je eentje gecreëerd hebt en die dan, zo, als je er dan echt even over nadenkt, als je er echt even bij stilstaat, dan eigenlijk best wel behoorlijk eng blijkt te zijn, die waarheid. Want die waarheid is op geen enkele andere waarheid gebaseerd behalve dan op die van jouw eigen waarachtigheid en jouw liefde daarvoor.

Heel reëel allemaal dit en tegelijkertijd behoorlijk angstaanjagend en enerverend en waarachtig eenzaam tegelijk en voor je het weet zit je verstrikt in een wereld die groot lijkt maar klein is en om hem weer groter te maken gooi je de boel maar weer open en laat je je waarachtigheid zien aan jan en alleman en joost mag het weten en wil je eigenlijk niets liever dan je omdraaien en wegrennen maar rug-zaal staan komt in deze tijd toch wel aardig dicht bij een doodzonde.

Gelukkig beschikken we over een gezonde dosis humor om het allemaal wat draaglijker te maken en waarheidsgetrouw en dan heb je warempel, in ene, weer een verhaal geschreven over de liefde. www-www-ww-www-wwiiw-ww-www-wwijj-wij

vrijdag, februari 14, 2014

ik vomeer- jij vomeert - wij hebben

Wat ik me nu afvroeg, hè..Heb jij nooit iets dat jouw adem wegneemt? Waar je naar kijkt of luistert in stilstand en waarbij je na enkele seconden pas beseft dat je bent vergeten te ademen? Klinkt misschien wee, klinkt misschien cliché en walgelijk en om te kotsen, ja, misschien wel.

Maar klinkt het ook niet als iets dat je wilt grijpen? Handen vooruit naar dat, ja, naar voren. Geen handen laten zakken, naar de grond, maar naar voren, naar dat iets toe. Datgene dat je adem doet stokken en realiseren hoe en als wie jij elke dag opstaat en als wat. Geen censuur, geen vragen maar alleen overgave. Die vragen komen later wel.

Hoe heet jij. Wie ben jij. Als wie ben jij. voor zover ik weet ben ik gewoon mezelf. De ene dag cynisch en op de achtergrond en de andere dag in het licht en met woorden die ook daadwerkelijk goede dingen zeggen en zullen betekenen op den duur als mensen er naar luisteren en het onthouden. Bla bla bla wee wee ach en wee wie woe wat wie was waar niet, of wel?


Wie zegt wat erover. Dit? Ach nee. Wee? Nou en. Wee en wonderlijk en heerlijk en mooi en grijpbaar en haalbaar voor mij en kennelijk voor meer mensen want we zijn toch daar. We staan daar en we zeggen, of, ik zeg; ik sta hier en hier wil ik staan en wee is misschien niet wereldvreemd maar niet cliché zonder reden dus zonder duidelijk aantoonbare reden neem ik die stap en ach, waarom niet, ik neem een sprong naar wee toe en ik schaam me er niet voor, toch. Dat ik wee wil, bedoel ik. Dat ik wee wens en dat ik wee waarachtig genoeg waarschijnlijk nooit zal kunnen wegnemen in mijn wezen ook al zou ik dit willen met heel mijn zijn en ja, ik kom tot de conclusie dat ik droom van een Valentijn om van te kotsen. 

woensdag, januari 29, 2014

Kakelbont

Ik wou dat ik een villa had vol met vrienden van alle leeftijden. Zodat ik voor ieder stadium in mijn leven alvast een beste vriend had en ik me geen zorgde hoefde te maken over of we elkaar wel of niet begrepen. Natuurlijkerwijs zou ik met deze vrienden meegroeien en de vrienden in het huis met mij en soms zouden we elkaar zat zijn en soms juist helemaal niet, zoals in het echt, toch?

In de tuin zou dan mijn beste vriend van nu liggen. In het gras, op zijn of haar rug, kauwend op een grassprietje en met een koud biertje in de hand of, mocht dit verhaal plaats vinden in de winter; in de tuin, met zijn of haar handen in de sneeuw om een grote bal te draaien, wat dan de romp van de sneeuwpop moet voorstellen. Die we samen maken, want ik neem de winterpeen en de hoed en de sjaal van de sneeuwpop mee. We noemen hem Cornelis. En de jaren daarna ook.

In de badkamer zal mijn beste vriend van mijn vorige generatie zijn, starend naar zichzelf in de spiegel en in de slaapkamer mijn vriend van de middelbare school want een puber moet gemiddeld langer slapen dan een volwassene, aangezien er veel meer nieuwe dingen te verwerken zijn. In de woonkamer ligt al het speelgoed van mijn vriend van toen ik jonger was. Al ons favoriete speelgoed ligt daar door de hele kamer zodat ik en mijn vriend van vroeger ons niet hoeven te vervelen in de grote villa.

De zolder van de villa is de kamer van mijn nieuwe, toekomstige vrienden, als ik daar nog niet te oud voor ben. Als ik tegen die tijd nog de trap op kan komen. De zolder is nu ook nog leeg. Een beetje spookachtig en donker met een laagje stof op de vensterbank en er staat een oude, houten kist met een moeilijk open te krijgen slot en als ik het slot dan gesmeerd heb met olie, dat ik krijg van een vriend van nu, dan gaat het open en dan springen er allemaal dingen uit. In mijn gezicht.


Kleuren en muziek en woorden en kikkers en kippen en chocola en angsten en Het verhaal van vrienden, een nog te schrijven boek. Een boek met romantische woorden en een harde kaft. 

zondag, januari 26, 2014

Romcom

Ik wil als clown verder door het leven. Ik wil als weet ik wat. Ik wil als kostuum. Ik wil een pruik en een lampje dat langs mijn wang strijkt en schmink en bovenop de pruik nog een hoed en daaroverheen een sluier om nog meer te kunnen verdoezelen dat de pruik niet mijn echt haar is en om te doen alsof van wel. En dan wil ik staan onder een lantaarnpaal, maar dan net ervoor, zodat het licht eigenlijk van achter komt en je alleen mijn silhouet zit. Een silhouet van lange benen met een slank taille, perfecte borsten en dan daarop een grote rode afro-pruik met nog een hoed erop en een bloem in die hoed. Dat je eigenlijk een beetje moet lachen als dit bovenste gedeelte in beeld komt.

En dat ik dan een aanzet tot dansen doe als de hoofdpersoon mij heeft gezien. Hij ziet mij staan onder die lamp in de verte en denkt misschien wel wat een gedrocht, maar als hij zijn ogen dichtknijpt blijk ik bloedmooi te zijn onder die sluier en die bloem en die hoed en die pruik en in de tweede scène draag ik ook een tutu, zo eentje die in slow motion op en neergaat als ik een hupsje maak, bijna net zo mooi als een professionele balletdanseres.


Ik breng mijn armen sierlijk boven mijn hoofd en tik per ongeluk de hoed van mijn hoofd. Precies op het moment dat de hunk van de film op mij af loopt. Misschien wel om me hartstochtelijk te zoenen of me ten huwelijk te vragen en te zeggen dat hij nooit meer van mijn zijde wil maar we zullen het nooit te weten komen want de draaidag zit er weer op en de volgende is nog niet gepland want er zijn nog geen spelers gevonden voor enkele rollen in deze kaskraker. 

woensdag, januari 22, 2014

Zoveelste zintuig


Afstand. Gehoorproblemen. Zei ik dat hardop? Een grote afstand tussen A en B, tussen denken en ondernemen. Een gapend gat tussen willen en hebben. Gewoon vragen. Gewoon doen. Duidelijk zijn in wat je wilt, wordt altijd aangeraden. Beter eerlijk en misschien een tikkeltje hard dan vaag en onaantrekkelijk dus ja, zeg het maar, waag die kans.

Afstand nemen. Een apparaat kiezen om mee te werken. Een systeem, een gangbare manier van werken, een haalbare manier van doen voor jou. Maar dan wel zonder dat het averechts werkt bij de ander. Bij mij.

Wel of niet zeggen? Wel of niet willen horen. Oost-Indisch doof of echt niet begrijpen wat er gezegd word. Wat er gezegd wordt in handelen. Wat er gezegd wordt in woorden die eigenlijk meer flarden zijn van gedachtes dan volzinnen dus nee, ik kan er niets van maken en ik wil het niet. Dat gapende gat dichten en zonder twijfel de juiste dingen willen en denken en zeggen en doen en vooral niet meer laten. En vooral ook in de toekomst nooit meer twijfelen over zoiets stoms en jezelf niet verstoppen in je handen want andere zintuigen pikken wel op wat er gaande is.

Ik ben heel voeg wakker en schrijf een boek. Over jou en mij en over mij en anderen en jij leest het gretig en dan begrijp je het pas, dan begrijp je pas echt waar ik voor sta en wat ik altijd al probeerde te formuleren maar het kwam eruit als woordenpoep en het siert me niet. Help me maar, snel, want ik heb behoefte aan frisse lucht en bakken zonlicht en misschien een spuitbus luchtverfrisser om mee te beginnen.

donderdag, januari 16, 2014

Dooddoeners en eierdooiers

Een kwast, een potlood, een plakbandje hier en daar. Een glimlach, spontaniteit. Een kleur, een samenwerking, lijm te veel misschien. Her en der een verwilderde poging.

Samen rollen, denken, lachen. Eerst van binnen, dan naar buiten. Eerst voor ons, dan voor jullie. Een idee uitwerken tot een betere uitvoering dan ooit te voren en nog even kniezen en overdenken en een kop koffie tussendoor, ach wat, een biertje, en misschien wel vijf of zes. Alles op alles zetten om verder te kniezen en te dromen en verwilderen en soezen en schaterlachen.

Knippen, plakken. Knippen en dan plakken. Aan elkaar plakken met een grap en daarna weer in tweeën knippen.  Het liefst in nog meer stukjes voor nog meer mensen die er bij willen zijn en mee willen doen met knippen en plakken of in omgekeerde volgorde. Iedereen mag meedoen. Eerst worden wij van binnen slimmer, gekker, intelligenter. Scherpzinniger ook. Dan brengen we het pas naar buiten om met jullie te delen dat we daadwerkelijk slimmer zijn geworden. Gekker, intelligenter en voornamelijk scherpzinniger dan voorheen. Dat we groot groeien met kleine stapjes.

De kwast, het potlood, een plakbandje hier en daar en een spontane glimlach. Een kleur, meerdere kleuren, een samenwerking. Een kop koffie dat tot mooie praat heeft geleid en een lang proces dat tot een mooi product heeft geleid. Een doek dat leeg was, verbouwd in ons atelier in een donkere hoek ergens in een mooie wereld. Niet alleen beschilderd maar ook gespannen en de moeite waard om naar te kijken en te beseffen onder welke omstandigheden dit alles plaatsvond godverdomme en wat het gebracht heeft potverdriedubbeltjes, ik vraag je; waarom niet? Waarom niet delen wat eraan vooraf ging? Lachen, lanterfanten, leren lopen en logischerwijs in de problemen komen en dan


laten zien.

maandag, januari 13, 2014

Nou en

Op een ochtend werd ik wakker en kon ik niets meer zien. Mijn zicht was zwart. Ik zag geen hand voor ogen. Geen licht, geen kleur, niets. Ik kon door het bos de bomen niet meer zien. Ik zocht mijn weg naar het toilet op de tast, want ook al mag je dan plotselings niets meer kunnen zien, een plas in de ochtend zal altijd blijven. Uit gewoonte drukte ik het licht aan voor ik ging zitten, maar besefte al snel dat in het donker plassen net zo makkelijk was. Ik raakte pas gefrustreerd toen ik de wc-hendel niet kon vinden en per ongeluk de luchtverfrisser op de grond tikte wat een luid kabaal maakte.

In mijn kamer keek ik uit het raam maar het maakte eigenlijk geen verschil. Ik kon niet meer zien wat buiten was en wat binnen. Ik kon niet meer zien wat er was. Ik kon niet zien wat er gebeurd was en hoe alles zo gekomen was en ik kon niet zien wat de toekomst voor mij in petto had.

Ik bedacht me dat vandaag een geschikte dag was voor mijn favoriete spijkerbroek en mijn gelukstrui. De trui had ik binnen een paar seconden gevonden maar ik kwam er achter dat ik meer spijkerbroeken had dan ik dacht. Ik hoopte dat ik in ieder geval een lichte spijkerbroek had aangetrokken om de wereld te laten zien dat ik nog best optimistisch was over wat er komen ging, ook al had ik geen idee. Ik kon niet zo ver kijken. Ik moest dag bij dag leven, uur bij uur. Handeling voor handeling.

Ik drukte op mijn oogbol met mijn wijsvinger om hem wakker te schudden maar het werd er niet beter op. Nu zag ik een irritant stroompje licht in mijn rechter oog, dat diagonaal mijn zicht belemmerde. Ik pakte een stoel die ik nauwkeurig voor mijn hoge kast zette en reikte naar boven. Ik voelde in een tas met stoffige zonnebrillen en pakte er één uit, in de hoop dat het er een was die nog in de mode was.

Ik bedacht me dat het niet uitmaakte of de zonnebril stoffig was of niet. Ik kon toch niets zien.


Ik zette de zonnebril op, deed mijn jas aan en zette een stap buiten de deur. Ik hoopte maar dat er geen hond op de stoep had gepoept voor mijn deur. Fluitend vervolgde ik mijn weg.

donderdag, januari 02, 2014

Richtsnoer

En dan maken we de balans op. Niet per sé omdat het nodig is, maar omdat dat is wat je doet aan het begin van het volgende jaar. Eigenlijk aan het eind van het vorige jaar, maar daar ben ik te laat voor. Je maakt dan een overzicht van hoe het er nu voor staat en je zult niet kunnen ontkomen aan het visualiseren van een groots plan, waar je je in het nieuwe jaar op zal gaan storten.

Grootse plannen maken grote valkuilen. Middelmatige plannen maken iets kleinere. Kleine plannen maken grootse stappen en grotere afstanden en een klein risico om alsnog op je bek te gaan.

Mijn generatie kan niet anders dan groots. Wij willen immers alles en we kunnen ook alles kiezen. Daarbij hebben wij namelijk het recht openlijk te zijn over een depressie of andere aandoening die voort komt uit het mislukken van grootse plannen en we kunnen dan zeggen ‘ik heb het in ieder geval geprobeerd’. Niemand kijkt daar van op.

Ik heb het in ieder geval geprobeerd, om kleinere plannen te maken. Maar dat zit gewoon niet in mijn karakter. Dan ga ik mij vervelen als een kat met een dag vrij want aan een bezoek aan de kattenbak en een uiltje knappen hebben ik, en mijn karakter, gewoonlijk niet genoeg. In een jaar kun je veel doen en dat zal ik dan ook doen en als je slim bent, vaar je met me mee want doorgaans heb ik ook nog wat energie over om aan een ander te geven.  Ik doe het misschien dan wel niet allemaal goed, maar ik doe het wel allemaal HAHA. Stiekem is het doen van zoveel verschillende dingen gewoon een onderpand voor als blijkt dat ik ergens ruk in blijk te zijn. Dan kan ik het altijd nog over een andere boeg gooien HAHAHA


Een nieuw jaar maakt nieuwe plannen en één van mijn plannen is om niet te veel plannen meer bij te maken, bovenop de plannen die ik al had, want dan word ik wel gek. Maar één nieuw plan, dat ik voor mijzelf een ‘subplan’ heb genoemd, is om de focus te leggen op één plan, naast alle andere plannen die ik maak. Focus (voor nu). Hoofdzaak (voor nu). Doelwit (voor nu). Dat is een goed plan voor nu. Dat wordt een goed jaar.