woensdag, november 30, 2016

Op temperatuur

Zij kan niet zonder een jas. Zij drinkt graag thee en draagt een jas, wanneer zij maar wil. Koud of warm, winter of zomer. Een jas. Een jas houdt haar in haar sas. Dat zeg ik vaak op dagen dat ik de behoefte voel om te rijmen. Vandaag is niet per se zo’n dag maar toch heb ik het gezegd. Soms zeg of doe ik tegenstrijdige dingen, veelal op dagen dat ik de behoefte voel een beetje te rebelleren.

Vandaag is zeker geen dag om te rebelleren maar toch voelt zij het kriebelen, onder haar jas. Zij heeft geeneens een wollen jas en toch kriebelt het, het gevoel. Het gevoel doet een heleboel, zeg ik vaak op dagen dat ik de behoefte voel op het eerste gezicht onzinnige woorden op papier te zetten. Vandaag is niet per se zo’n dag maar toch doe ik het. Ik doe vaak dingen anders dan dat ik ze verkondig, veelal op momenten dat zij niet zo goed weet wat ze met zichzelf aan moet.

Vandaag is absoluut niet zo’n dag dat ze niet weet wat ze met zichzelf aan moet, en toch lijken de onzinnigheden elkaar op te volgen. De een na de ander. Dit gebeurt veelal op dagen dat zij geen jas draagt en het ongelofelijk koud heeft gedurende verplichte activiteiten en er her en der gestrooid wordt met het eerste en het derde enkelvoudige voornaamwoord.

Het is nooit haar bedoeling geweest met dergelijke woorden te strooien, en ook niet met andere soorten, maar soms roept de dag dit in haar op en voelt zij zich zo intens alleen dat willekeurige woorden het alles kunnen verzachten. Zij trekt het liefst haar jas aan op zoek naar de warmte van anderen.

dinsdag, november 29, 2016

Kilometer(s)

Mijn hoofd op de muziek. Mijn vingers op de tafel tikkend en wachtend. Eerder vandaag keek ik naar buiten en zojuist deed ik dat weer. Het is niet zo zeer kijken maar meer staren. De beelden die binnenkomen winnen het niet van de beelden in mijn hoofd. Gedachtes, woorden, plaatjes. Adem, ogen, warmte, geluid. De beelden zijn niet alleen beelden maar ook klanken. Gerinkel van een bel. Gehijg, gezweet.

Mijn hoofd op de muziek. Mijn vingers op de tafel tikkend en wachtend en denkend aan eerder vandaag toen ik naar buiten keek en denkend aan jaren terug toen ik naar buiten keek en wachtte op hem. Toen hij nog wachtte tot ik het tikken met mijn vingers stopte en halsoverkop de fiets pakte en reed naar hem. Toen ik reed naar anderen op mijn fiets en bijvoorbeeld een lekke band kreeg op momenten dat het niet zo goed uitkwam. Jezus, fietsen gaan altijd stuk op de slechtste momenten. En het vervelende is dat ze nooit stuk genoeg gaan om een nieuwe te moeten kopen maar wel stuk genoeg om er niet meer op te kunnen rijden naar anderen toe.

Op de fiets naar vroeger. Bellen, remmen, trappen tot in het zweet. Mijn hoofd op de muziek in mijn oren en mijn vingers geklemd om het stuur en starend naar dat rode stoplicht. Het kon niet snel genoeg groen worden. Ik kon niet snel genoeg bij jou of bij jullie zijn. Bij anderen zijn in ieder geval dan bij wie ik nu wil zijn want toen was het anders en het voelde anders en het leven was anders. Ik heb zoveel fietsen gekoesterd en fietsen versleten en een zonnige dag destijds was een andere dan nu. Een onverwachte klapband of een ketting vol van roest.

Het was niet per se de bedoeling weg te fietsen maar het moest.

dinsdag, november 08, 2016

Gelul in de ruimte

Zoals het nog nooit heeft gedaan doet het het nu. Het lijkt soms alsof het niet zo is, maar dan knijp ik mijzelf en blijkt het toch echt te zijn. De ramen, de straten, ze zijn echt geplaatst en ze zijn echt gelegd. Aan mij zou het niet gelegen hebben, maar voorheen kwam het er door omstandigheden gewoon niet van. Het bleef steeds op een afstand.

Er zijn tijden geweest dat ik het ook niet meer verwachtte, dat het zich op deze manier zou ontvouwen. Ik heb mij altijd geprobeerd neer te leggen bij dat de dingen lopen zoals ze lopen en dat je er geen invloed op hebt. Tot op zekere hoogte natuurlijk, want ik geloof ook in de maakbaarheid van dingen. Tot op zekere hoogte natuurlijk. Maar waar de maakbaarheid dan stopt, heb ik mij nooit bewust afgevraagd en ook nooit willen afvragen. Het moment dat je het je afvraagt, stopt het, denk ik. Dus uit angst hiervoor ben ik nooit verder gekomen dan de dingen maken die voor handen waren en de andere dingen heb ik maar gelaten voor wat ze waren,

Maar het blijft me aantrekken, dat wat nog komen gaat. En daarmee ook de vraag; wanneer is het moment dat je zult moeten concluderen dat het niet meer komen gaat? Er moet hier vast een soort berekening voor zijn. Een rekensom om te bepalen of de dingen gaan veranderen. Maar om mij heen signaleer ik meer en meer de tendens om niets te willen bepalen, niets te willen verwachten, niets te willen hopen; want dan kan het alleen maar mee vallen.


Afwachten is misschien nog steeds de beste houding om je in te berusten. Het komt vanzelf naar je toe. Het is dichterbij dan je denkt. Wachten tot je een ons weegt heeft nooit wat opgeleverd, maar soms kun je het beter toch doen. Voor de tijd met je aan de haal gaat. Maar wacht niet te lang, want dan gaat alles aan je voorbij. Wie kaatst, kan de bal verwachten. Maar pas op dat hij niet door de net geplaatste ramen gaat, dan ben je verder van huis en zul je meer straten terug moeten lopen dan je lief is. Lopen is het nieuwe rennen. Maar, vergeet niet; je moet eerst leren lopen voordat je kunt rennen.

dinsdag, oktober 04, 2016

Third grade math practice

Ik zit aan die tafel met die koffie in dat ene kantoor met een nummertje en ik wacht. Op de gang hoor ik voetstappen van die ene mevrouw die mij net die koffie heeft gegeven en ik hoor haar spreken in een telefoon; ‘Je afspraak zit in 1’. Ik wacht en ondertussen kijk ik om me heen, naar 1.

In 1 staat een tafel en er hangt een scherm van abnormale proportie en er staan twee stoelen en er staat volgens mij een plant. De stoelen in 1 zitten best lekker en ik vraag me af of een stoel als deze, bedoeld voor een kamer als 1, ook zou staan bij de eettafel bij mij thuis. Ik neem me voor zo direct te vragen wat deze ene stoel nu eigenlijk gekost heeft maar gooi dit idee daarna direct weer overboord.

In 1 staat een theedoos op de tafel en er ligt 1 folder en 1 opschrijfboek en 1 A-4 met nog meer informatie die ook in die folder staat maar dan in het Engels. In 1 hebben ze goed nagedacht over verschillende nationaliteiten en ik bedenk dat ik welkom ben. Maar ik betwijfel of ik me ook zo voel. Want in 1 is de deur dicht en ik prefereer plekken waar de deur altijd open staat. Misschien is 2 wel de plek voor mij, woekert door mijn hoofd terwijl ik wacht.

Ik neem 1 slok van mijn koffie en ga niet voor een tweede. 1 hoofd zit vol. 2 voeten die tikken. 3 haren op mijn arm kriebelen in de airco van 1.

4 ogen kijken mij aan vanaf de overkant van de straat, want 1 heeft ook een raam. 5 onzekerheden zijn aanwezig. 6 stemmen in mijn hoofd praten. 7 suikerklontjes liggen in een kopje. 8 pluisjes aan de rand van mijn sjaal. 9 pennen in het pennenbakje op de tafel in 1.

Aan het eind van de afspraak stop ik, als de man even niet kijkt, alle 9 pennen in mijn tas en ik verheug mijzelf op het schrijfplezier dat ik de komende tijd zal beleven en ik geef de man een hand en ik knik zoals het hoort en ik tel in mijn hoofd tot 10 en ik loop met ferme pas naar buiten en ik begin nog eens bij 1 en ik houd mijzelf voor dat als ik tot 100 kan tellen; ik er toch echt wel moet zijn.

woensdag, september 21, 2016

Het oude liedje

Ik plof op de bank. Het blijft stil in mijn hoofd en in mijn huis en het enige wat ik hoor is het kraken van dat snoeppapiertje in mijn kontzak het moment dat mijn zitvlak de leren bank raakt. Ik wrijf even heen en weer met mijn bil omdat ik het geluid best grappig vind en het moment dat ik dit doe vind ik mijzelf alweer belachelijk.

Ik vind mijzelf wel vaker belachelijk de laatste tijd. Vooral als ik soms, zonder duidelijk aanwijsbare reden, een clownsneus opzet. Dit komt soms voor als ik thuis achter de laptop zit, maar dikwijls ook als ik op de fiets stap om boodschappen te doen. In het begin werd ik defensief als mensen mij langer dan vijf seconden aankeken met een vragend hoofd, maar later dacht ik; ja, gelijk heb je. Ik vraag mij ook af waarom.

Ik vraag mijzelf heel vaak af waarom de laatste tijd. Waarom? Waarom? Waarom? Waarom? Waarom? Waarom? Waarom? En soms gaat dit zelfs nog langer door. Bijna alsof ik er helemaal geen grip meer op heb, op die specifieke vraag. Waarom? Waarom? Ik vraag mijzelf het zo vaak af dat ik bijna de tel kwijtraak.

Ik raak heel vaak de tel kwijt de laatste tijd. Dan begin ik telkens weer opnieuw en halverwege weet ik niet meer waar ik nu eigenlijk was. Meestal raak ik de tel kwijt als ik ’s nachts in slaap val, terwijl ik mij nog zo had voorgenomen om deze keer wakker te blijven en verdomme een keer verder te komen dan die eeuwige schapen. Mijn attitude op dit gebied komt me inmiddels mijn neus uit.


Mijn attitude komt me op andere gebieden ook dikwijls mijn neus uit. Dan voel ik iets kriebelen in een neusgat en het moment dat ik een zakdoek wil pakken om het weg te snuiten, ligt het alweer op mijn schoot. Of op mijn bordje. Open en bloot, voor iedereen om er naar te kijken. Dan ligt het een beetje op mijn bordje en ook op jouw bordje om iets mee te doen en ik kan er niets aan doen maar je moet er dan iets mee doen.