Het meisje op het kleine fietsje fietste langs en zonder het
door te hebben reed ze over mijn tenen heen. Ze kijkt om en lacht een blozende
lach en ik geef haar een hand en trakteer haar op een glas limonade en ze
begint te vertellen.
Over hoe het op school was en hoe het met mama gaat en dat
ze nieuwe gympen heeft en trotst tilt ze haar voet op de tafel. Ik ken dit
mensje helemaal niet maar o, wat zou ik haar graag meenemen naar mijn favoriete
klimboom en haar de kneepjes van het vak leren. Welk vak dan ook. En dan zou ik
zelf ook nog alle kneepjes en grotere knapen willen leren want ik weet bij god
niet meer hoe ik het ooit ga doen. Dit, dit alles.
Het geslurp van een leeg glas door een rietje, verstoord
mijn gedachten. ‘Wat ga jij doen vandaag?’ wordt mij gevraagd. Ja, dat is een
hele goede vraag. Dat is godverdomme een hele goede vraag, antwoord ik. Zonder het
woord godverdomme dan, maar met een
handgebaar dat het woord godverdomme zou moeten betekenen.
Ik zeg tegen het meisje, ik denk dat ik die koe maar eens
even bij de hoorns ga vatten, stoppen met het getouwtrek. Ik zeg dat ik de
maatschappelijke ladder ga beklimmen en in het oog zal springen en dit alles
met heel veel bombarie!
Het meisje zegt dat ze de fuck niet weet wat ik bedoel maar
dat het klinkt als iets met een speeltuin waar ze héél hard muziek maken, met
toeters en bellen en tuba’s en drumstellen. Drumstellen in meervoud, ja.
Ik sla mezelf voor mijn kop en bevestig dan. Ja, schreeuw ik
uit met een slaak van opluchting, dat is inderdaad precies wat het is.