Ik wou dat ik een villa had vol met vrienden van alle
leeftijden. Zodat ik voor ieder stadium in mijn leven alvast een beste vriend
had en ik me geen zorgde hoefde te maken over of we elkaar wel of niet
begrepen. Natuurlijkerwijs zou ik met deze vrienden meegroeien en de vrienden
in het huis met mij en soms zouden we elkaar zat zijn en soms juist helemaal
niet, zoals in het echt, toch?
In de tuin zou dan mijn beste vriend van nu liggen. In het
gras, op zijn of haar rug, kauwend op een grassprietje en met een koud biertje
in de hand of, mocht dit verhaal plaats vinden in de winter; in de tuin, met
zijn of haar handen in de sneeuw om een grote bal te draaien, wat dan de romp
van de sneeuwpop moet voorstellen. Die we samen maken, want ik neem de
winterpeen en de hoed en de sjaal van de sneeuwpop mee. We noemen hem Cornelis.
En de jaren daarna ook.
In de badkamer zal mijn beste vriend van mijn vorige generatie
zijn, starend naar zichzelf in de spiegel en in de slaapkamer mijn vriend van
de middelbare school want een puber moet gemiddeld langer slapen dan een
volwassene, aangezien er veel meer nieuwe dingen te verwerken zijn. In de
woonkamer ligt al het speelgoed van mijn vriend van toen ik jonger was. Al ons
favoriete speelgoed ligt daar door de hele kamer zodat ik en mijn vriend van
vroeger ons niet hoeven te vervelen in de grote villa.
De zolder van de villa is de kamer van mijn nieuwe,
toekomstige vrienden, als ik daar nog niet te oud voor ben. Als ik tegen die
tijd nog de trap op kan komen. De zolder is nu ook nog leeg. Een beetje
spookachtig en donker met een laagje stof op de vensterbank en er staat een
oude, houten kist met een moeilijk open te krijgen slot en als ik het slot dan
gesmeerd heb met olie, dat ik krijg van een vriend van nu, dan gaat het open en
dan springen er allemaal dingen uit. In mijn gezicht.
Kleuren en muziek en woorden en kikkers en kippen en chocola
en angsten en Het verhaal van vrienden,
een nog te schrijven boek. Een boek met romantische woorden en een harde kaft.