Een schaar met plakband en een stukje papier. Een druppeltje
lijm verwijderd van de deur uit gaan. Mijn voeten in de wereld en het gescheurd
karton weer aangeplakt aan mijn hoofd, in de vorm van een hoed. Een grote, hoge
meneeren-hoed, zwartgeverfd en van fluweel.
Ik doe mijn hoed af voor ieder die naar binnen kijkt en een
woordje waagt aan het (…). Die een woordje waagt aan het. Het zijn, het gaan,
het bemiddelen en het verankeren. Een stoffen snor bedekt mijn twijfels.
Daar stond ik in mijn pak met mijn hoed, klaar, om mijn
kunstwerken te tonen en mijn woorden te laten gaan, voor ieder die er maar om
vroeg. Voor ieder die het echt wilde weten. Voor iedereen die de moeite nam om
voorbij mijn melk kartonnen boodschap te kijken en de laagjes uit elkaar wilde
trekken en ze wilde onderscheiden. Onderscheiden
en definiëren en liefhebben en misschien bewaren in een doosje met een lintje
van kant eromheen.
Ik verkondigde mijn boodschap met mijn kin en borst vooruit
toen een totaal onverwachte weersuitbarsting een scheur maakte in mijn papier,
in mijn creatie en het mepte mij en mijn materiaal omver, sloeg mij uit het veld en
hing mij in de elektriciteitspaal. Met gebogen hoofd taaide ik af.
Thuis, repareerde ik mijn lagen met denken en schrijven en
bedenken en lijnen tekenen op de handen die mijn handen vasthouden en ik
plooide mijn gezicht en mijn hoofd, mijn grote hoofd, met wat ijzerdraad en
vergat, en ik vergat, en ik vergat wat er gebeurt was. Ten minste de details.
Een schaar met plakband en een stukje papier. Een druppeltje
lijm verwijderd van de deur uit gaan. Mijn voeten in de wereld en het gescheurd
karton weer aangeplakt aan mijn hoofd, in de vorm van een hoed. Een grote, hoge
meneerenhoed, zwartgeverfd en van fluweel.
Ik doe mijn hoed af voor ieder die naar binnen kijkt en een
woordje waagt aan het contactslot. Die een woordje waagt aan het contactslot. Het
openen, het bekijken en het liefhebben en het misschien bewaren in een doosje
met een lintje van zijde eromheen. Of het iedere dag opnieuw wil openen.