woensdag, februari 15, 2012

Gaarkoken

Vandaag heb ik best veel eieren gelegd. Een aantal grotere en behoorlijk wat kleintjes. De doorloop van dit proces heeft ervoor gezorgd dat ik de energie heb gekregen nog meer eieren te leggen.

Morgen heb ik bijna niets dringends meer uit te poepen want het gros van het werk heb ik vandaag al gedaan. Ik geef mezelf een schouderklopje als ik besef dat dit dus betekent dat ik tijd (over) heb om verse eieren te leggen. Misschien wel nieuwe, of andere eieren, in plaats van de eieren die ik steeds uitstelde om te baren. Rotte eieren worden dat in de loop der tijd. Je krijgt er buikpijn van.

Inspiratievolle eieren zijn meer welkom vanaf nu zodat ik rond de Pasen genoeg eieren heb om te beschilderen. Om naar buiten te kijken en de paashaas te zien springen, de krokussen te zien bloeien en de bladeren opnieuw groen te zien worden. MIJNGODIKKANNIETWACHTENTOTHETVOORJAAR.

Niemand legt die eieren voor mij. Ik moet het zelf doen. Nee, ik wil het zelf doen. Ik wil het zelf doen en ik kan niet meer stoppen met kakelen.

En als ik dan uiteindelijk mijn target bereikt heb mag iedereen langskomen voor een gepocheerd eitje op toast. Want daar heb ik op geoefend. Pwfffhht tok toooktoktok!

dinsdag, februari 14, 2012

V-koorts

Mijn valentijnsochtend verliep rustig. Ik ontdekte mijn nieuwste verslaving (met twee vingers grijpen naar rozijntjes in een onhandig hardplastic zakje om ze vervolgens achter elkaar in mijn mond te proppen), ik luisterde naar echte, eind jaren tachtig, gore RenB en op wonderbaarlijke wijze smaakte mijn geroosterde boterham met pindakaas, komkommer en alfalfa naar zoete stroopwafel bij een enkele hap.

Veel van het bovengenoemde heeft te maken met eten. En seks. Deze twee zullen nog altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en ja, ik besef me nu dat ik mijn single leven misschien wel aan het opeten ben vandaag. Mijn bedroevende, beklagenswaardige, onderhuidse verdriet weg eten, terwijl ik elke tien minuten uit het raam kijk of de bloemenbezorger al bij mijn voordeur aanbelt. Tot dusver tevergeefs. 

Waag ik mij nu dan echt aan een blog met als onderwerp Valentijn? Het lijkt er wel op. Terwijl dit blog haar inspiratie voornamelijk vond in de knapperige stroopwafel met komkommer en alfalfa die ik nog geen half uur geleden naar binnen heb gewerkt.

Ik stuurde een metgezel vanochtend een sms’je met een tekst in de trant van ‘dat-ie maar snel langs mag komen maar tot die tijd geniet van je eenzaamheid’. Als reactie ontving ik ‘leve de vrijgezelle!’.

Ja, want die zijn het leukst! Dacht ik hardop met een glimlach. Maar hoe zit dat? Ben ik straks ineens minder leuk dan? Als ik mijzelf waag aan een nieuwe relatie? Dan kan ik geen leuke grapjes meer maken en zie ik er altijd stom uit. Ik kan niet meer zingen, heb totaal geen doorzettingsvermogen en zal mij passief uitlaten tegenover alles dat het leven, en mij, leuk maakt.

Dit schrijvende, hoop ik in mijn toekomstige relatie ooit nog zo’n wonderbaarlijk moment mee te mogen maken, als mijn brood met pindakaas dat veranderde in de lekkerste koek die er bestaat. Als hij echt van me houdt gunt hij me dit, toch?!

woensdag, februari 08, 2012

Stout

Spullen zijn gewoon spullen totdat iemand ze bezit, dan zijn het waardevolle spullen en het zijn weer spullen zodra iemand het loodje legt, omdat ze niet meer het bezit zijn van iemand. Als iemand het loodje legt, komen ze of in de prullenbak te liggen of ze worden uitgedeeld aan de kleinkinderen en heel misschien blijft er één spul bij iemand op zijn nachtkastje staan. Als herinnering aan de verdwenen persoon.

Ik kijk rond in mijn kamer en vraag me af wat er in hemelsnaam op iemands nachtkastje komt te staan als ik Magere Hein tot mijn nieuwe vriend benoem. Mijn cd collectie zal in eerste instantie verdeeld worden onder vrienden, maar uiteindelijk zullen die ook weer bij de platenboef belanden gezien vrijwel niemand nog cd’s draait maar alleen muziek afspeelt op de computer.

Mijn theevoorraad zal langzamerhand stoffig worden of misschien verkocht worden op marktplaats evenals mijn studieboeken, waarvan sommige onaangeraakt zijn. Valt er nog geld te halen uit mijn overlijden? En wie krijgt dit?

Zal de inhoud van mijn kledingkast zich opsplitsen onder vriendinnen? Die er een mooie avond van maken met wijn en muziek en geouwehoer, en ondertussen een shirtje en een rokje en een slipje passen en een deel ervan zullen meenemen in vuilniszakken? De rest zal waarschijnlijk alsnog bij de kringloop belanden.

Mijn agenda dan? Momenteel een bron van orde, verdiensten, herinneringen en gekrabbel maar na mijn heengaan van geen waarde. Bovendien kunnen weinig mensen mijn handschrift vertalen. Onbruikbaar.

De gekleurde muur in mijn kamer zal weer wit gemaakt worden door de volgende bewoner, niet wetende dat de door mij gekozen kleur een goede keus was, vooral wanneer, aan het eind van de middag, de zon de kamer verlicht.

Spullen in de winkel zijn gewoon spullen totdat iemand ze aanschaft. De spullen in mijn kamer zijn mijn spullen maar straks van iemand anders en misschien daarna wéér van een ander. Zullen er spullen zijn die ik nu al in mijn bezit heb en straks, over vijftig of zestig jaar nog steeds? En zijn er dan nog mensen die zich nog zouden herinneren wanneer ik die spullen heb bemachtigd en hoe blij, of niet, ik hiermee was?

Voor mijn part wordt alles verdeeld onder familie, vrienden en iedereen die er maar wat van kan gebruiken. Maar één ding mogen jullie niet hebben. Mijn vibrator zal ik bij mij dragen tot in het graf.

dinsdag, februari 07, 2012

Fleppen

Vandaag stond ik in de supermarkt in de rij bij de kassa achter een prachtig bejaard stel. De man droeg een klassieke geruite boerenpet en een bruin colbertje en de vrouw had prachtige zilvergrijze krullen en mooie bruine ballerina’s. Ik heb ze uitgebreid geobserveerd.

Naast aandoenlijk ‘Will, kijk eens uit. Die mevrouw wil er even langs’ (de man plukte aan de jas van zijn vrouw en trok haar aan de kant), waren ze ook erg beleefd; ‘Jongedame, heb jij alleen maar een brood en eieren? Dan mag je wel voor, hoor!’. De man lachte zijn kunstgebit bloot.

‘Dankuwel’ zei ik vriendelijk, en ik nam mijn plaatsje in voor hen in de rij. Ik legde mijn boodschappen neer op de band en zag hoe de oudere man de boodschappen van hem en zijn vrouw erachter legde.

Het enige dat ik voorbij zag komen waren toetjes. Een bak chocolade-ijs, een bak trio chocolade ijs, losse plastic bakjes tiramisu, plastic bakjes duo vla (vanille-chocola), plastic bakjes chocolade mousse, een groot pak stracciatellavla en nog een bak slagroomijs. Na de toetjes kwamen nog koekjes. Twee pakken bastognekoeken, een pak chocolate chip cookies melk en een pak chocolat chip cookies puur, een rol gesuikerde chocoladebiscuitjes en als laatste twee pakken reuzestroopwafels. Op de bank kwam ook nog te liggen; een pak toilletpapier, twee tandenborstels, een pot pindakaas en een voordeelpak wienerschnitzels.

Ik keek naar het oude echtpaar en probeerde enig spoortje van vet te ontkennen. Hun gezichten waren ingevallen en ook de schoudertjes van de twee bejaarden leken niet gevuld. Ik keek naar de kuiten van de oudere dame die verpakt waren in huidskleurige kousen. Geen grammetje vet.

Ik stelde mijzelf voor dat ik een kleinkind was van dit echtpaar en wekelijks, zonder tegenstribbelen, bij opa en oma op de koffie ging. ‘Ja, opa! Ik lust nog wel een koekje! Oh? Er zijn geen koekjes meer? Och, dat geeft niet, hoor! Oh? Ja natuurlijk wil ik graag een bakje tiramisu in plaats van een koekje!’.

‘Wilt u pinnen, mevrouw?’ Vroeg de caissière aan me. ‘mevrouw?’.

Een moment later, toen ik mijn fietssleutel in het slot stak, zag ik het ouder echtpaar gearmd langslopen. De man droeg een grote boodschappentas in zijn ene hand en zijn andere hand lag op de magere kont van zijn vrouw. Voordat ze de hoek omgingen zag ik dat hij haar een pets gaf op haar bil. Een hoog ‘oe’ kwam uit de mond van zijn vrouw en ze beantwoordde zijn gebaar met een dikke tongzoen op zijn mond.

Goed om te weten dat bejaarden op hun eigen manier nog calorietjes verbranden.

maandag, februari 06, 2012

Oud wijf

Sinds een poosje maak ik eens in de zoveel tijd schoon bij een oudere dame. Ja, een afgestudeerde heeft niet binnen enkele dagen de baan van zijn dromen en ja, het is ook nog eens crisis, maar ik doe het voornamelijk omdat ik het dankbaar werk vindt. Ik heb er een soort surrogaat-oma bij. Voor het geld hoef je het niet te doen.

De eerste keer dat deze mevrouw mijn voicemail ingesproken had, dacht ik dat ik beland was in een sketch van Koot en Bie. Deze dame klonk als een vent. Was het wel een vrouw? Ze sprak langzaam en bedachtzaam en maakte klassieke namenfoutjes en sloot de boodschap af met een vreemd ‘Nou. Daaaag. Daaag Miriam.’

Als ik bij haar thuis ben krijg ik eerst altijd thee en verteld ze over haar lichamelijke klachten. Buikloop, blindedarm, botscan, aan bed gekluisterd, hollen van de bank naar het toilet. Als mijn thee sterk genoeg is, haalt ze het zakje eruit en loopt al lekkend zo’n vier meter van de salontafel naar de prullenbak. Mijn ogen leggen direct de vlekken vast, die het natte theezakje op de grond achterlaat. Meteen zie ik tienallen andere ondefinieerbare vlekken op de keukenvloer, en op de keukenkastjes.

Ik word aan de strijk gezet. Het beddengoed. Terwijl ik worstel met een lap stof van twee bij twee gaat mevrouw naar het toilet. Ze laat de badkamerdeur open en ik hoor haar een scheet laten. Een laag ‘pardon’ komt zachtjes uit haar mond. Ik twijfel op dit moment of ik direct mijn spullen zal pakken en naar huis zal fietsen, maar ik doe het niet en een moment later aanvaard ik haar excuses: ‘Geen probleem hoor! Als u zo’n last heeft moet u het vooral niet ophouden..’

Ik schrob de gore keuken, de koelkast inbegrepen, en ik verwonder mij over de potjes en bakjes die deze mevrouw verzameld heeft. Nu pas valt het me op dat er geen stukje muur in het huis leeg is. Overal hangen plankjes met boeken en kruidenpotjes en schilderijtjes, deze laatste worden bijna wekelijks verplaatst, en in de vensterbank staan tientallen boeddha beeldjes en kaarsen. Op de cd speler ligt een kanten kleedje, in de lampen vind ik kattenbrokjes, terwijl ze, voor zover ik weet, geen kat heeft, en het Senseo apparaat was ooit wit maar nu zo bruin als koffie. De vloer is bezaaid met stapels kranten, lege wijnflessen en planten.

Met de klanken van Charles aznavour uit de speler, probeer ik haar hoogpolige kleed zo goed mogelijk te stofzuigen maar iedere vierkante meter klinkt het alsof ik kralen, geld en oude peuken opzuig. Ook tussen de gigantische stapel kussens op de bank zijn meer spullen te vinden dan er horen te liggen en ik spot meerdere bruine vlekken, die mij aan niks anders doen denken dan bloedvlekken.

Ondertussen doet mevrouw de administratie. Ze zegt één van haar kranten op, ‘ik mag dan wel veel tijd hebben, maar aan al die kranten kom ik niet toe’ en ze belt met het ziekenhuis of de botscan die voor aanstaande maandag is gepland niet veranderd kan worden in een maagscan, want ‘de laatste dagen heb ik vooral last van mijn maag’. De telefoon staat op de luidspreker en de stemmen van de dame en die van de zuster, welke haar probeert uit te leggen dat de arts waarschijnlijk wel met een reden de botscan heeft gepland, komen boven het geluid van de stofzuiger en de muziek uit.

Als ik al mijn klusjes heb gedaan zitten mevrouw en ik weer op de bank. Ik bekijk haar eens goed. Ze ziet eruit als een dame. Donkere, chique kleding, zilvergrijs gekamd haard, mooi opgemaakte ogen en rode lippen. Maar deze vrouw zit als een vent, met haar benen wijd. Ze praat als een vent, met een lage, doorrookte stem, en ze rochelt als een vent. Ze lacht om haar eigen grappen.

‘En u heeft hier altijd alleen gewoond?’ vraag ik haar als ze in geur en kleur verteld hoe blij ze is met haar 55+ woning. ‘Jaaa’ klinkt de stem enigszins verdrietig ‘Het is er eigenlijk nooit meer van gekomen’. Ze kijkt even vertederd naar de foto van haar kleinkinderen op het kastje. ‘Och Jezus!’ vervolgd ze dan ‘Ik moet er nu ook niet meer aan denken in dit kleine huis. Een man met lange benen en eigen hobby’s.’ Een laag gebulder klinkt door de woning en ik lach oprecht mee. Daarna luister ik nog naar een verhaal van een eerdere scan die ze heeft gehad. 'Het was net alsof het mijn tijd was! Mwa-ha-ha! Opgebaard die tunnel in'. We lachen nog harder 'Mha! ha ha! Daar ging ik!'. De dame pinkt een traantje weg uit haar ooghoek terwijl ik mijn buikspieren hun rust probeer te geven. Wat een hilariteit.

Als ik even later op de fiets stap zwaait ze naar me vanuit de deuropening. Net zo lang tot ik de hoek om ben. ‘Dag Miriam! Dag schááát!’