maandag, februari 06, 2012

Oud wijf

Sinds een poosje maak ik eens in de zoveel tijd schoon bij een oudere dame. Ja, een afgestudeerde heeft niet binnen enkele dagen de baan van zijn dromen en ja, het is ook nog eens crisis, maar ik doe het voornamelijk omdat ik het dankbaar werk vindt. Ik heb er een soort surrogaat-oma bij. Voor het geld hoef je het niet te doen.

De eerste keer dat deze mevrouw mijn voicemail ingesproken had, dacht ik dat ik beland was in een sketch van Koot en Bie. Deze dame klonk als een vent. Was het wel een vrouw? Ze sprak langzaam en bedachtzaam en maakte klassieke namenfoutjes en sloot de boodschap af met een vreemd ‘Nou. Daaaag. Daaag Miriam.’

Als ik bij haar thuis ben krijg ik eerst altijd thee en verteld ze over haar lichamelijke klachten. Buikloop, blindedarm, botscan, aan bed gekluisterd, hollen van de bank naar het toilet. Als mijn thee sterk genoeg is, haalt ze het zakje eruit en loopt al lekkend zo’n vier meter van de salontafel naar de prullenbak. Mijn ogen leggen direct de vlekken vast, die het natte theezakje op de grond achterlaat. Meteen zie ik tienallen andere ondefinieerbare vlekken op de keukenvloer, en op de keukenkastjes.

Ik word aan de strijk gezet. Het beddengoed. Terwijl ik worstel met een lap stof van twee bij twee gaat mevrouw naar het toilet. Ze laat de badkamerdeur open en ik hoor haar een scheet laten. Een laag ‘pardon’ komt zachtjes uit haar mond. Ik twijfel op dit moment of ik direct mijn spullen zal pakken en naar huis zal fietsen, maar ik doe het niet en een moment later aanvaard ik haar excuses: ‘Geen probleem hoor! Als u zo’n last heeft moet u het vooral niet ophouden..’

Ik schrob de gore keuken, de koelkast inbegrepen, en ik verwonder mij over de potjes en bakjes die deze mevrouw verzameld heeft. Nu pas valt het me op dat er geen stukje muur in het huis leeg is. Overal hangen plankjes met boeken en kruidenpotjes en schilderijtjes, deze laatste worden bijna wekelijks verplaatst, en in de vensterbank staan tientallen boeddha beeldjes en kaarsen. Op de cd speler ligt een kanten kleedje, in de lampen vind ik kattenbrokjes, terwijl ze, voor zover ik weet, geen kat heeft, en het Senseo apparaat was ooit wit maar nu zo bruin als koffie. De vloer is bezaaid met stapels kranten, lege wijnflessen en planten.

Met de klanken van Charles aznavour uit de speler, probeer ik haar hoogpolige kleed zo goed mogelijk te stofzuigen maar iedere vierkante meter klinkt het alsof ik kralen, geld en oude peuken opzuig. Ook tussen de gigantische stapel kussens op de bank zijn meer spullen te vinden dan er horen te liggen en ik spot meerdere bruine vlekken, die mij aan niks anders doen denken dan bloedvlekken.

Ondertussen doet mevrouw de administratie. Ze zegt één van haar kranten op, ‘ik mag dan wel veel tijd hebben, maar aan al die kranten kom ik niet toe’ en ze belt met het ziekenhuis of de botscan die voor aanstaande maandag is gepland niet veranderd kan worden in een maagscan, want ‘de laatste dagen heb ik vooral last van mijn maag’. De telefoon staat op de luidspreker en de stemmen van de dame en die van de zuster, welke haar probeert uit te leggen dat de arts waarschijnlijk wel met een reden de botscan heeft gepland, komen boven het geluid van de stofzuiger en de muziek uit.

Als ik al mijn klusjes heb gedaan zitten mevrouw en ik weer op de bank. Ik bekijk haar eens goed. Ze ziet eruit als een dame. Donkere, chique kleding, zilvergrijs gekamd haard, mooi opgemaakte ogen en rode lippen. Maar deze vrouw zit als een vent, met haar benen wijd. Ze praat als een vent, met een lage, doorrookte stem, en ze rochelt als een vent. Ze lacht om haar eigen grappen.

‘En u heeft hier altijd alleen gewoond?’ vraag ik haar als ze in geur en kleur verteld hoe blij ze is met haar 55+ woning. ‘Jaaa’ klinkt de stem enigszins verdrietig ‘Het is er eigenlijk nooit meer van gekomen’. Ze kijkt even vertederd naar de foto van haar kleinkinderen op het kastje. ‘Och Jezus!’ vervolgd ze dan ‘Ik moet er nu ook niet meer aan denken in dit kleine huis. Een man met lange benen en eigen hobby’s.’ Een laag gebulder klinkt door de woning en ik lach oprecht mee. Daarna luister ik nog naar een verhaal van een eerdere scan die ze heeft gehad. 'Het was net alsof het mijn tijd was! Mwa-ha-ha! Opgebaard die tunnel in'. We lachen nog harder 'Mha! ha ha! Daar ging ik!'. De dame pinkt een traantje weg uit haar ooghoek terwijl ik mijn buikspieren hun rust probeer te geven. Wat een hilariteit.

Als ik even later op de fiets stap zwaait ze naar me vanuit de deuropening. Net zo lang tot ik de hoek om ben. ‘Dag Miriam! Dag schááát!’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten