Een persoon liep over straat en zag een man aan de overkant
van de stoep een vrouw duwen. De persoon stond op scherp. De persoon liep
dichterbij de man en de vrouw, niet omdat deze persoon dat wilde maar omdat
deze persoon gewoon die kant op moest die dag en dat specifieke moment van de
dag. De persoon kwam steeds dichterbij de man en de vrouw op de stoep en deze
persoon voelde zijn hart in zijn borst kloppen. Het zweet brak deze persoon
uit.
De man op de stoep die met de vrouw liep sprak eerder tegen
de vrouw. Hij vertelde haar dingen die de persoon niet heeft kunnen horen. Deze
persoon had een verkeerd beeld gekregen, omdat deze persoon een conclusie had
getrokken op basis van onvolledige informatie. Deze persoon had direct
invulling gegeven aan hetgeen deze persoon gezien had. De persoon kreeg het beeld dat
de relatie tussen de man op de stoep die met de vrouw liep, niet was zoals hij
behoorde te zijn. Niet per se zoals deze persoon vond dat een relatie behoorde
te zijn, maar eerder zoals een relatie behoorde te zijn gerelateerd aan wetgeving
aangaande, bijvoorbeeld, huiselijk geweld. Deze persoon wist toevallig dat het
mogelijk was een verdachte van huiselijk geweld tijdelijk, dan wel voor altijd,
uit huis te plaatsen.
Ook al vond dit gewelddadig tafereel, zoals deze persoon dit
inmiddels voor zichzelf had geconcludeerd, niet in huis plaats, maar op straat,
toch vond deze persoon dat het eventueel legitiem zou kunnen vallen onder de
wetmatigheden omtrent ‘huiselijk geweld’.
Dit alles vond plaats in minder dan een minuut en terwijl
deze persoon het gewelddadig tafereel naderde, kwamen ook de stemmen van de man
en de vrouw op de stoep beter in het gehoor te liggen. Deze persoon spitste
zijn oren. Langzaam maar zeker begonnen de klanken van de man en de vrouw op de
stoep op woorden te lijken.
Deze persoon vond het heel spannend. Deze persoon stelde
zich voor dat hij misschien wel eens de redder in nood kon zijn en begon zich
af te vragen of hij sterk genoeg was om de man op de stoep die naast de vrouw
liep een flinke zet te geven zodat hij in de berm terecht zou komen. Of bijdehand
en scherp genoeg om de man een knietje te geven in zijn noten, daarna alsnog in
de berm te duwen, de vrouw vervolgens bij de hand zou nemen en het op een
rennen te zetten en tegelijkertijd 112 te bellen om aangifte te doen.
Verschillende scenario’s speelde zich af in het hoofd van deze persoon.
De man sprak woorden tegen de vrouw en waar deze persoon,
die zich inmiddels op steenworp afstand van de bruutheid bevond, had verwacht
dat deze woorden driftig en militair zouden klinken, klonken zij luchtig en
speels. Toen deze persoon quasi argeloos de man en de vrouw op de stoep met de
fiets passeerde, hoorde deze persoon het woord ‘Lieveheersbeestje’ vallen.
Lieveheersbeestje. Gevolgd door een schaterlach. Van zowel
de man als de vrouw.
Deze persoon reed voorbij het kibbelende en kletsende en
verliefde stel, dat elkaar duwtjes gaf van opwinding en keek naar de man zijn
gezicht. Waar de man van ver af een kwaadaardige grizzlybeer
leek, zag deze persoon van voor ineens het gezicht van een teddybeer, bovenop
zijn grote berenlijf. Zo een met een rode glimmende neus waar je op kunt
drukken en dat hij dan zegt: ‘Ik hou van
jou!”.