Ik stap de deur uit en begin te lopen. Twee kilometer, drie,
vijf. Ik loop tot ik het zweet op mijn rug begin te voelen. Ik loop tot het
donker is. Ik loop tot mijn hersenpan niet meer zo kraakt. Ik loop tot mijn
maag begint te knorren en ik mijn stappen niet meer zo daadkrachtig kan zetten
als bij de eerste kilometers omdat ik me trillerig voel. Acht, elf, veertien,
vijftien. Ik loop tot het niet meer donkerder kan worden dan het al is.
Thuisgekomen stook ik de kachel hoog en eet ik soep terwijl
ik sta in de woonkamer en naar buiten kijk in de zwarte gaten van mijn ramen.
Ik eet soep tot ik het zweet over mijn voorhoofd voel druppelen. Ik eet soep
tot mijn hersenpan niet meer zo kraakt. Ik eet soep tot mijn maag stopt met
knorren en zelfs begint te borrelen omdat ik te veel soep eet en ik er
trillerig van word.
Bij de laatste hap soep vergeet ik de lepel uit mijn mond te
halen. Ik klem hem vast met mijn lippen zodat hij niet op de grond valt. Ik
breng mijn lege kop soep naar de keuken, op de terugweg naar de woonkamer raap
ik wat kledingstukken van de vloer, met de lepel nog steeds in mijn mond, en
beslis dat de theedoek in de keuken ook maar eens in de was moet. Ik loop terug
naar de keuken, met de lepel nog steeds in mijn mond, en pak de theedoek. Met het
stapeltje wasgoed, en de lepel nog steeds in mijn mond, loop ik naar de
wasmachine. Ik prop de hoop in de trommel, schuif de knop op 40 graden, met de
lepel nog steeds in mijn mond, en zet het programma aan.
Als ik terugloop naar de woonkamer merk ik dat de eerste
kwijldruppels aan de zijkant van de lepel in mijn mond naar buiten willen. Zonder
de lepel vast te pakken met mijn handen probeer ik met mijn tong en gehemelte nieuwe grip te
krijgen op het ding. Het lukt.
Met herpakte moed beweeg ik mij weer door het huis. Ik kijk
tv, lees een boek, kijk tv en lees tegelijkertijd een boek. Ik kijk in de
spiegel en pas een kledingstuk dat ik lang niet meer aanhad en ik trek met mijn
wijsvinger een lange streep in het stof op de boekenplank boven mijn bed. En
dan
valt de lepel op de houten vloer. Ik voel een mug in mijn
oog prikken.
Ik doe mijn jas aan en stap de deur uit en begin te lopen.
Twee kilometer, drie, vijf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten