Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als
ik was tegengekomen. Dat maakte mij niets uit. Dat zij dat denkt, zegt meer
over haar eigen idioterie dan ’t mijne. Daarbij, dwaasheid is best iets om
trots op te zijn, als je het mij vraagt. Zolang je met deze levenshouding niet
je eigen graf graaft.
‘Ik denk, dus ik ben’ zegt Descartes. Wat mij betreft
eventueel aan te vullen met dwaas. ‘Ik denk, dus ik ben dwaas’. Of onnozel, dom,
suf, schaapachtig. ‘Ik denk, dus ik ben schaapachtig.’ Als ik Descartes was, zou ik een paar puntjes
toevoegen aan deze mooie leus, zodat ieder mens voor zich kan bepalen wat hij
is. Als je kan denken, ben je namelijk ook in staat te beramen wat je bent. Of wie.
Of waarom. Hoewel deze leus nog weinig zegt over het waarom. Daar hoef je bij
deze Descartes nog niet zo stellig in te zijn.
De schapen op Texel zijn dwaas. Te dom om te poepen. Die denken niet eens meer
na bij het blaten, laat staan dat ze kunnen concluderen dat ze dom zijn, of schaapachtig.
Of kunnen concluderen dat ze een vreselijke goede acteur zijn, met een voorliefde voor
B-films, of een banketbakker die iedere dag braaf om vijf uur opstaat maar in
werkelijkheid droomt van een rondreis om de wereld, waarbij tijd geen rol
speelt, enkel het opkomen en ondergaan van de zon. Of, een meisje dat heel erg houdt
van schommelen en in haar hoofd fantaseert over de grootste schommel die
bestaat, en dat die hangt aan het heelal en ze schommelt boven de aardbol en
als ze haar benen maar lang genoeg uitrekt ze de wereld een trap kan geven. Op
het moment dat die blauwe bol door het zwarte universum suist, gillen de mensen,
in alle talen die er bestaan. Aaaaaah. IIeeeeh. Yooong. Kwaa. Poooeeeeerrrrrg.
Booowow. Beeeeeh.
Ik vroeg haar, of ze ook niet vond dat mensen en schapen
eigenlijk zoveel gemeen hebben? Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n
idioot als ik was tegengekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten