woensdag, januari 16, 2013

Een weiland vol


Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. Dat maakte mij niets uit. Dat zij dat denkt, zegt meer over haar eigen idioterie dan ’t mijne. Daarbij, dwaasheid is best iets om trots op te zijn, als je het mij vraagt. Zolang je met deze levenshouding niet je eigen graf graaft.

‘Ik denk, dus ik ben’ zegt Descartes. Wat mij betreft eventueel aan te vullen met dwaas. ‘Ik denk, dus ik ben dwaas’. Of onnozel, dom, suf, schaapachtig. ‘Ik denk, dus ik ben schaapachtig.’  Als ik Descartes was, zou ik een paar puntjes toevoegen aan deze mooie leus, zodat ieder mens voor zich kan bepalen wat hij is. Als je kan denken, ben je namelijk ook in staat te beramen wat je bent. Of wie. Of waarom. Hoewel deze leus nog weinig zegt over het waarom. Daar hoef je bij deze Descartes nog niet zo stellig in te zijn.

De schapen op Texel zijn dwaas. Te dom om te poepen. Die denken niet eens meer na bij het blaten, laat staan dat ze kunnen concluderen dat ze dom zijn, of schaapachtig. 

Of kunnen concluderen dat ze een vreselijke goede acteur zijn, met een voorliefde voor B-films, of een banketbakker die iedere dag braaf om vijf uur opstaat maar in werkelijkheid droomt van een rondreis om de wereld, waarbij tijd geen rol speelt, enkel het opkomen en ondergaan van de zon. Of, een meisje dat heel erg houdt van schommelen en in haar hoofd fantaseert over de grootste schommel die bestaat, en dat die hangt aan het heelal en ze schommelt boven de aardbol en als ze haar benen maar lang genoeg uitrekt ze de wereld een trap kan geven. Op het moment dat die blauwe bol door het zwarte universum suist, gillen de mensen, in alle talen die er bestaan. Aaaaaah. IIeeeeh. Yooong. Kwaa. Poooeeeeerrrrrg. Booowow. Beeeeeh.

Ik vroeg haar, of ze ook niet vond dat mensen en schapen eigenlijk zoveel gemeen hebben? Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten