Als ik naar jou kijk en ik zie wat ik wil zien, is dat dan
waar? Zeg, ik zie jou met een muts omdat dat wat jij doet, dat bij me oproept.
Terwijl jij in de actualiteit misschien geen muts draagt maar iets wat we een
beanie noemen vandaag de dag. In mijn werkelijkheid is het een muts en als mijn
opa er naar kijkt is het misschien een hoofddeksel maar jezus, weet iemand wat
het werkelijk is en of dat eigenlijk uitmaakt. Het dunkt mij dat het weinig
uitmaakt of ik maïsgeel zeg en jij goudgeel maar het betekent toch werkelijk
wat anders.
Zeg, ik loop van links naar rechts. In de ruimte. In de
huidige tijd. Maar jij hebt gezien dat ik van rechts naar links liep en
halverwege, of nee, ongeveer op tweederde, stopte, om een woord te zeggen dat
onverstaanbaar was, terwijl, in mijn gedachten, dat woord heel goed gearticuleerd
was, wie heeft dan gelijk? Adam of Eva? Kat of hond?
Ik wist honderd procent zeker dat ik dat woord juist gezegd
had, nu, zojuist. Ik durf er mijn leven voor te geven maar mijn toeschouwer kon
het niet verstaan in deze tijd, in deze ruimte en daardoor was het per ongeluk
theatraal. Omdat het mis ging bedoel ik.
Een zichtveld is altijd, of het grootste deel van het kijken, vertroebeld. Met geurige
margrietjes en lelietjes van dalen uit een te groen grasveld geoogst door je
moeder met een tuinbroek, dan wel felroze jurk aan, wat zorgt voor een snotterige neus en jeuk in de ooghoek. Of met bakstenen en wanden
en muren die niet te doorbreken zijn en weinig licht doorlaten om überhaupt een
beeld te kunnen vormen van wat er zich op het toneel afspeelt. Ik trek mijn
toneelfiguur aan en probeer lekker alsnog te doen alsof ik niet zie dat jullie
mij zien. Alsof ik niet weet dat jullie lezen wat ik schrijf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten