donderdag, februari 07, 2013

Buikstuk


Er was eens een kat. In een café. Je zou denken, een kat? Die hoort niet in een café. Maar het zit anders: Deze kat hoort namelijk bij dat specifieke café. Deze specifieke kat hoort dus wel bij een café. Daar waar de meeste katten dat niet zouden horen.

Je zou kunnen zeggen, dat deze kat geluk heeft met het feit dat hij bij dit specifieke café hoort. Dit gaat niet over of de kat wel, of niet, van geluk mag spreken dat hij bij dit specifieke café hoort. Een kat kan trouwens helemaal niet spreken. Hoogstens met zijn oren of met de bewegingen van zijn staart. Maar spreken kan een kat zeker niet.

Er zijn wel meer dingen die een kat niet kan en een mens, daar tegen over gesteld, wel. Waarom ik een kat tegenover een mens stel is mij überhaupt onduidelijk. Zoals heel veel andere dingen mij überhaupt onduidelijk zijn. Natuurlijk niet zoals andere dingen soms heel fijn kunnen zijn. Maar zoals soms heel fijn niet altijd de beste manier is. Trouwens, de beste manier is nooit eerder bedacht, of wel? Ik vraag mij überhaupt af of er wel eerder dingen bedacht zijn. Zoals een mens denken kan en vragen stelt. Zoals ik een kat tegenover een mens stel - is - mij – geheel – onduidelijk – wrang.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten