Hij zei tegen mij: ‘Je loenst een beetje’. Ik keek hem aan
en vroeg me af of hij besefte wat hij zojuist tegen me gezegd had. Ik keek goed
naar hem en probeerde iets te vinden in zijn gezicht waarover ik een
soortgelijke opmerking kon maken. Ik kon niets vinden.
Het daaropvolgende uur heb ik geen flauw benul gehad van
wáár ik was en met wie. Het enige waar ik aan kon denken was mijn linkeroog dat
een beetje naar binnen keek en hoe het heeft kunnen gebeuren dat mijn ouders
mij dat in de afgelopen vijfentwintig jaar zijn vergeten te vertellen. Laat
staan vriendinnen, met wie ik al jaren lief en leed en tranen deel, en
tutavondjes waarbij topjes worden geruild, elkaars haar vorm gegeven wordt
en er goede raad aangaande make-up wordt uitgewisseld. Misschien hadden ze geen goede tip voor
een meisje dat loenst, geen een die de optische illusie wekt dat ze niet loenst,
of misschien hebben ze het me nooit durven zeggen omdat ze mij in die mooie
bubbel wilden laten waar ik niet loens, nooit geloenst heb en in de toekomst
nooit zal loensen.
Ik begin ineens mijn beeld over de harde wereld van de basisschool
bij te stellen. Daar waar ik dacht dat kinderen onbeschoft eerlijk en hard
waren en geen enkel moeite hebben om van ieder kleinigheidje een mogelijkheid
om te pesten te maken, blijkt dat ze eigenlijk heel veel empathie hebben. Géén
van hen heeft mij ooit schele genoemd of een grof, maar creatief, rijmpje naar mijn hoofd geroepen
wanneer ik voorbij kwam op het schoolplein. Kennelijk hebben zij allen
aangevoeld dat het heel pijnlijk zou zijn de spot te drijven met zo’n dubieus schoonheidsideaal
en hebben zij, heel verstandig, hun mond gehouden.
Maar nu is het aanschouwen daar.
Kom! Kom op dan geesten! Ontvrouw mij hier, laat mij bekend
worden met kennis over mijzelf die ik nog niet wist en laat mij van top tot
teen vollopen met afstotelijke schoonheden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten