vrijdag, juli 29, 2011

Retraite

In tegenstelling tot gister was het vandaag droog toen ik ’s ochtends naar buiten keek. Ik besloot de fiets te pakken naar Paal 28, om vanaf daar mijn tocht naar de vuurtoren te voet af te leggen.

Het was grijs weer, maar verrassend druk op het strand. Er werd heftig gevliegerd, gesurft (want wie wil dit nou niet me zulke golven aan de Nederlandse kust?) en er waren zelfs een paar gekken die in hun ballenknijper het grijsgroene, schuimende water in renden, om met keiharde, paarse tepels de zee weer uit te vluchten. Laat mij maar lekker mijn lange broek en mijn regenjas aanhouden.

Een uur en drie kwartier later (ik stopte om de haverklap om kiekjes je maken van al dat op het strand te zien en aangespoeld was) kwam ik aan bij de vuurtoren. Ik liep het strandpaviljoen in met een verwaaide coupe en zanderige sneakers en mengde mij tussen de (Duitse) bejaarden met fleecetruien en gezinnen aan de frietjes en appelmoes.

Zelf bestelde ik wit brood met kroketten, mijn favoriete lunch, en constateerde vrij snel dat Texelse kroketten een stuk minder appetijtelijk zijn dan die heerlijke van Dobben kroketten die mij zo lief zijn.

Ik bestelde nog een appelsap bij de bediende van mijn wijkje, want, als je echt dorst hebt, moet je appelsap drinken. Dat weet iedereen. Ik luisterde hoe opmerkelijk goed de jongen Duits sprak met mijn buurtafel. Hij was amper zestien jaar.

Later vervolgde ik mijn weg terug richting mijn startpunt, mijn fiets, gezien ik niet exact wist hoe ik een rondje kon lopen en niet bepaald zin had om te verdwalen op dit gigantische eiland.

Hoewel ik exact dezelfde weg liep (het zou mij niets verbazen als mijn voeten op precies hetzelfde punt in het zand zakten) zag het er anders uit. Er werd inmiddels niet zo heftig meer aan allerlei strandactiviteiten gedaan, de lucht was donker en het begon te miezeren.

Ik zette de muts van mijn rode regenjas op en vervolgde moedig mijn pas. Op het punt dat ik de vuurtoren achter mij niet meer zag en het strandpaviljoen van Paal 28 voor mij nog lang niet kon zien, begon het belachelijk hard te regenen.

Ik voelde mijn spijkerbroek met elke druppel nog meer vastplakken aan mijn benen en mijn schoenen vollopen met regenwater. Ik moest eigenlijk huilen van ellende, zo eenzaam, verlaten en doorweekt op het strand, maar in plaats daarvan schoot ik in de lach. Ik keek omhoog en stak mijn tong uit naar de donkere hemel en proefde, zoals in de film, de regendruppels. Mijn pony plakte vast aan mijn voorhoofd en ik voelde de mascara loslaten van mijn wimpers.

Ik begon weer te lopen. Je zou het bijna snelwandelen kunnen noemen. Ik deed aan ‘nordic walking’, maar dan zonder stokken, in de regen, in mijn eentje, op het strand. Ingepakt in mijn regenjas, mijn muts stevig aangetrokken. Ik moet er belachelijk uit hebben gezien. De rest van de dag is het niet opgehouden met regenen. Ik heb me, als vrouw, nog nooit zo onaantrekkelijk gevoeld als toen ik die middag na mijn wandeling doorweekt de supermarkt inliep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten