woensdag, januari 30, 2013

Ik ben rechts


Omgekeerd, als het zo was, zou het zo kunnen zijn, en als het zo zou zijn, zou het zo zijn; maar omdat het niet zo is, is het niet zo. Logisch.

Ik zal maar goudeerlijk zijn en direct bekennen dat bovenstaande uitspraak helaas niet van mij is. Helaas, Helaas. Dat zal voor jullie even tegenvallen, niet? Wie weet ben ik mijn plek op dat voetstuk wel kwijt na deze toegeving. Deze quote komt in werkelijkheid van Tweedledee, een figuur uit Alice en Wonderland. Hij heeft dit gezegd ooit. Waarschijnlijk in Alice in Wonderland.

Ik zou voor jullie een plaatje kunnen zoeken van Tweedledee, maar dat betekent dat ik dan zelf ook een plaatje van hem zou zien en dat is nu juist wat ik niet wil. Ik heb momenteel geen idee wie Tweedledee eigenlijk is, maar het feit dat hij Tweedledee heet fascineert mij mateloos en zorgt ervoor dat er miljoenen mooie plaatjes door mijn hoofd schieten van de beste man. Of vrouw. Of het kind. Of de aap, of een ander huisdier met een inheemse naam. Mijn hoofd bevat meer plaatjes dan Google aan kan.

Ik heb niet alleen bij de naam Tweedledee deze, hoe zullen we ze noemen, waanbeelden of visioenen. Ik heb trouwens helemaal geen waanbeelden of visioenen, als we het daarover gaan hebben. En ik ben ook niet helderziend. Of paranormaal begaafd op een andere manier. Ik heb geen zesde zintuig of een derde oog. Ik heb ooit wel eens gedacht dat ik geboren ben met twee linkerhanden, maar dat bleek later best mee te vallen. Dat zou knap lastig geweest zijn. Ik mag wel van geluk spreken.

dinsdag, januari 29, 2013

Binnenhuisarchitectuur


Ik geloof dat ik gek word. Ik denk dat ik mezelf in driehonderdenvijftig kleine stukjes moet hakken om het allemaal mee te kunnen maken en zelfs dan kan ik nog niet alles zien, doen, zeggen, beleven of meemaken wat ik graag zou willen. Heeft iemand een oplossing voor overmatig enthousiasme? Een stop op de kraan der inspiraties of gewoon een werkend medicijn dat de geestdrift en bevlogenheid iets kan temmen? Geef me een pil en zegt tegen me dat het werkt en ik zal erin geloven en dan zal het werken ook.

Ik stap de winkel in en koop een boekje. Een boekje met lege lijntjes erin, dus eerder een schriftje. Maar dan met een harde kaft, zodat wat erin staat beschermd blijft. Zo’n boekje dat wel een tijdje meegaat. Ik koop vlak erna nog een boekje want, wat erin komt te staan blijk ik te gaan categoriseren. En er blijken ook nog eens veel meer categorieën te zijn dan voor mogelijk te houden. Het blijkt vaak ook moeilijk om een object of een geval überhaupt te categoriseren. Hou op.

Maar als je dit niet doet, onderbrengen en rubriceren, komt alles op hetzelfde plekje en dan kan je later met geen mogelijkheid meer iets terug vinden wat je op dat moment nodig hebt. Dan heb je slechts de herinnering en heb je uiteindelijk weinig gehad aan het lege-lijntjes boekje. Dan kun je bij voorbaat misschien maar beter een boekje kopen met ruitjes. En misschien kan je dan ook maar beter terug gaan naar stap één, namelijk het schriftje. Zodat je jezelf nog niet definitief hoeft te koppelen aan de woordjes die je allemaal opschrijft. Als de kaft van het schriftje dan vergaan is, of er is per ongeluk een glas cola overheen gevallen, dan hoef je je niet schuldig te voelen, dat je het weggooit.

Je zou ook een extra plank op kunnen hangen om alle schriftjes met zachte kaften, en schriftjes met harde kaften op te stationeren. Misschien kun je dan beter toch een afgesloten kast kopen, zodat wat er in staat beschermd blijft. En misschien moet je er dan toch ook maar een slotje op doen. Met een beveiligingscode. En dat je die code dan op een post-it schrijft die je geeft aan een goede vriend. En dat de inbreker alleen kan achterhalen wat er in die kast aan moois verstopt zit als hij weet bij wie hij moet zijn.

In mijn huis zal die inbreker niet eens in de buurt van die kast komen, of ik heb hem al op zijn hoofd geslagen met een koekenpan. 

zondag, januari 27, 2013

Oogpunt


Ik verdrink in je ogen. Zie je dat dan niet? Nee, natuurlijk zie je dat niet, ik bevind mij onder het oppervlak van je ogen. Luid proestend en spartelend probeer ik te voorkomen dat ik mijzelf van mijn leven beroof. Natuurlijk zie je dat niet. Jij kijkt slechts recht vooruit. Jij kijkt niet achterom, laat staan naar wat er zich achter je oogbol bevindt.

Ik kijk wel achterom en als ik dat doe kan ik niet ontkennen dat er een mega stortvloed aan zit te komen. Ik lig hier al watertrappelend en buiten adem en moeder aarde vind het ook nog even nodig om mij te bedelven onder een extra miljard liter nattigheid. Een tsunami aan penarie. Ik voel het aan mijn water.

Met mijn allerlaatste energie strek ik mijn armen zo ver als mogelijk en voel met mijn wijsvinger de kade. Ik omklem de rand met mijn ene vinger. Ik adem diep in en ik trek mijn zware lichaam naar de kant. Je weet nog wel, een lichaam zwaar van de doorweekte kleren, net zoals bij het halen van je zwemdiploma vroeger. Extra maatregelen treffen om het nog moeilijker voor jezelf te maken boven water te blijven en dat papiertje met die Grote Letter te kunnen behalen. Ik deed altijd maar wat de badmeester vroeg, maar ik heb nooit begrepen waarom. Nu begrijp ik het pas.

Ik weet het, op een of andere manier, te presteren mijn rechterbeen uit het water te trekken, of duwen, hoe je het wil zien. Vervolgens volgen mijn heupen en mijn andere been. Met de overgebleven energie, bijna geen energie meer te noemen, trek ik als laatste mijn hoofd uit het water en neem een lange teug adem. Ik mag blij zijn dat ik in goede conditie ben. Al het afpeigeren niet voor niets geweest.

Ik sta op, knijp het vocht uit mijn mouwen, broekspijpen en haar en prik met mijn puntige vinger in je pupil. Je gilt. Dat zal je leren, knaap.

woensdag, januari 23, 2013

Waaghals


Soms heb je van die dagen die voorbij vliiiiiiegen. Je hoeft maar even weg te kijken of het is alweer een uur later. Je zit op het toilet en de lunchpauze is alweer voorbij. Voor je het weet is je sportsessie alweer klaar en zonder te kijken lig je ineens weer in je bed.

Ik besef mij heel goed dat dit bijzondere dagen zijn want, ik ken ze ook anders. Van die dagen die maar niet voorbij lijken te gaan. Die achter je aan blijven hobbelen als een willekeurige kat op straat die graag eten wilt en net zo lang met je mee blijft lopen tot je buiten zijn territorium stapt. Van die dagen waarbij je oogleden het minimale bewerkstelligen en je eigenlijk ’s ochtends al, als je op de trein staat te wachten, verlangd naar je warme deken en dat lekkere kussen om je hoofd op te laten rusten. Zodat je nek niet meer hoeft te werken om die zware kop omhoog te houden en je schouders zich niet meer hoeven in te spannen om je nek verticaal te laten staan.

Het zou behoorlijk vreemd zijn als je nek horizontaal zou staan. Dat je daaraan zou kunnen aflezen of iemand een korte nacht heeft gehad of bijvoorbeeld overwerkt is. Hoe moeier je bent, hoe meer horizontaal zou je nek staan. Dat moet een raar gezicht zijn in een drukke stad. Allemaal mensen met hun nek horizontaal op hun schouders. En dat sommige mensen hun nek dan links dragen, en andere rechts. En dat als je nek geheel parallel loopt aan je schouders, je 30% korting krijg bij de Bijenkorf en als je nek gewoon in een hoek van 90 graden op je schouders staat, iedereen ziet dat je heel gezond bent. Of ze denken juist dat je geen actief en ondernemend persoon bent en misschien zelfs wel lui. Dan kan de stand van je nek juist weer tegen je werken.

Dat de stand van je nek op je schouders een rol speelt bij een sollicitatieprocedure. Dat de stand van je nek bepaald in hoeverre je aantrekkelijk bent voor het andere geslacht. Dat de stand van je nek je wel, of niet, toegankelijk maakt voor nieuwe ontmoetingen. Dat de stand van je nek bepaald wat voor soort boodschappen je doet. Je ziet immers een groot deel van de aangeboden producten niet. Dat door de stand van je nek seks wel, of niet, intiemer kan zijn. Je zult maar een geliefde hebben die zijn, of haar, nek links draagt, en jij rechts! Dat door de stand van je nek, je in een uitverkochte concertzaal met je hoofd rust op de schouder van de persoon rechts van je. En deze persoon misschien ook weer leunt op de persoon rechts van hem.

En dat als ik dan aan kom lopen en de meest uiterste een duwtje geef, iedereen omvalt. Dan speel ik de mus in dit bedrijf.

zondag, januari 20, 2013

Geloofsbelijdenis


Ja, als Jezus het niet kan regelen, wie dan wel? Misschien ben ik dat zelf? Of zie ik dat verkeerd? Ik weet het niet, hoor. Maar tot nog toe heb ik weinig van de beste man gezien. Ik heb mezelf prima gered zonder hem en ik zit al op een kwart van mijn leven.

Ik ben hem überhaupt nog nooit echt tegen gekomen in mijn omgeving. Misschien woont hij niet hier in de buurt. Ik ken ook eigenlijk niemand die hem persoonlijk kent. Ken je die theorie, dat je iedereen in de hele wereld schijnt te kunnen bereiken met maar zes handdrukken? Ik ken een vriendin van mij en zij heeft een zus, die zus heeft een relatie met een jongen wiens opa ooit bevriend is geweest met een man en die man die heeft een hond die ooit kunstjes deed in het circus. Die hond die poetste elke dag zijn tanden voor een publiek van 300 man. Die hond, die ken ik dus, en het zou me niets verbazen als ik van positieve invloed ben geweest op de capaciteiten van het beestje.

Via zes stappen zou ik dan toch ook in aanraking moeten komen met de meneer met de baard? Waarom ben ik hem dan nooit tegengekomen? Misschien zou ik hem eens bij kunnen staan als hij het even niet meer ziet zitten. Het kan best zijn dat hij een goede peptalk nodig heeft. Laat dat nu net een van mijn specialiteiten zijn. 

Nee, maar echt, de druk ligt zo hoog bij deze man. Hij moet blijven presteren. Hij moet zijn reputatie hoog houden. Jezus Christus, die man heeft ontzettend veel last van de snelle en flitsende maatschappij die wij met zijn allen geschapen hebben! Hij is meer van de oude garde. Vandaag de dag komen steeds meer mensen in aanraking met een burn-out of een depressie, omdat ze maar moeten blijven presteren, blijven werken, blijven laten zien dat ze het beste zijn! En het liefst ook nog zo origineel mogelijk. Je moet vooral origineel zijn anders red je het niet.

Terwijl we allang weten dat origineel niet altijd beter is, toch? Een wiel is niet voor niets nog steeds rond.

Dus, Jezus, beste man. Wat mij betreft laten we je voorlopig even met rust. Dan kunnen wij ons weer even richten op onze eigen sores en dan kun jij voor jezelf alles even op een rijtje zetten en bedenken of je dit eigenlijk allemaal nog wel wilt. Ik ben erg positief over de online beroepskeuzetests. 

zaterdag, januari 19, 2013

Poor chocolate


De grens tussen iets krijgen en iets verdienen is vaag. Laten we stellen: onnauwkeurig. Misschien zelfs wel onbepaald. Iets krijgen omdat je toevallig in staat bent het te krijgen of iets krijgen omdat jij iets gedaan hebt om het te krijgen. Is in staat zijn dan ook iets gedaan hebben? Het kan zijn dat je eerder niet in staat was en tegenwoordig wel. Dan heb je er iets voor gedaan om iets toevallig te kunnen krijgen en in werkelijkheid heb je het dan verdiend, niet?

Dan kunnen we ook nog de vraag stellen in welke mate je ervoor gewerkt hebt in staat te komen om iets te krijgen. Was het een zware weg, of heb je het gedaan met zonder losse handen? Ben je door een diep dal gegaan, of ben je er doorheen gesukkeld alsof het niets was? Ben je op hetzelfde startpunt begonnen als de andere deelnemers en is dit eigenlijk wel een criterium om te bepalen of jij verdiend wat je gaat krijgen?

Opgerold in een folie papiertje, opgeborgen in de kast. Het kijkt naar jou en naar niemand anders. Het wacht op jou en op niemand anders. Of het voor jou bestemd is, is niet waarneembaar. Niet klaarblijkelijk en niet vanzelf.

De mogelijkheid is er en het moment is daar en die zou je moeten pakken. Het uitrollen en het tot je nemen. Ongeacht de kans van een ander om ooit dicht bij dit papiertje te komen.

Gemakzuchtig en inhalig als ik ben, vergeet ik dit chocolaatje domweg te delen.

Maar voordat ik alles in mijn mond propte, brak ik het nog wel in tweeën. 

woensdag, januari 16, 2013

Een weiland vol


Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. Dat maakte mij niets uit. Dat zij dat denkt, zegt meer over haar eigen idioterie dan ’t mijne. Daarbij, dwaasheid is best iets om trots op te zijn, als je het mij vraagt. Zolang je met deze levenshouding niet je eigen graf graaft.

‘Ik denk, dus ik ben’ zegt Descartes. Wat mij betreft eventueel aan te vullen met dwaas. ‘Ik denk, dus ik ben dwaas’. Of onnozel, dom, suf, schaapachtig. ‘Ik denk, dus ik ben schaapachtig.’  Als ik Descartes was, zou ik een paar puntjes toevoegen aan deze mooie leus, zodat ieder mens voor zich kan bepalen wat hij is. Als je kan denken, ben je namelijk ook in staat te beramen wat je bent. Of wie. Of waarom. Hoewel deze leus nog weinig zegt over het waarom. Daar hoef je bij deze Descartes nog niet zo stellig in te zijn.

De schapen op Texel zijn dwaas. Te dom om te poepen. Die denken niet eens meer na bij het blaten, laat staan dat ze kunnen concluderen dat ze dom zijn, of schaapachtig. 

Of kunnen concluderen dat ze een vreselijke goede acteur zijn, met een voorliefde voor B-films, of een banketbakker die iedere dag braaf om vijf uur opstaat maar in werkelijkheid droomt van een rondreis om de wereld, waarbij tijd geen rol speelt, enkel het opkomen en ondergaan van de zon. Of, een meisje dat heel erg houdt van schommelen en in haar hoofd fantaseert over de grootste schommel die bestaat, en dat die hangt aan het heelal en ze schommelt boven de aardbol en als ze haar benen maar lang genoeg uitrekt ze de wereld een trap kan geven. Op het moment dat die blauwe bol door het zwarte universum suist, gillen de mensen, in alle talen die er bestaan. Aaaaaah. IIeeeeh. Yooong. Kwaa. Poooeeeeerrrrrg. Booowow. Beeeeeh.

Ik vroeg haar, of ze ook niet vond dat mensen en schapen eigenlijk zoveel gemeen hebben? Ze keek me aan en vroeg zich af of ze ooit zo’n idioot als ik was tegengekomen. 

maandag, januari 14, 2013

Oorgaan


Ik vind het heerlijk om in mijn oren te prikken. Zo, met een wattenstaafje erin. Vind ik héérlijk. Doe ik bijna elke dag. Het is een soort van verslaving geworden. Ik weet natuurlijk dat, dat uiterst gevaarlijk is en dat ik mijn trommelvlies ermee kan beschadigen maar dat weerhoudt me er niet van het te doen. Zeg maar tegen een cocaïnesnuiver dat het gebruik ervan zijn hartslag onnatuurlijk omhoog zwiept en dat hij eraan kan overlijden. Dat maakt hem helemaal niets uit. Doet-ie het gewoon alsnog. 

Dus elke dag prik ik, meestal na het douchen, voor de lezer die van details houdt, lekker met een wattenstaafje in mijn oor. En dan draai ik hem rond. Ik begin in de schelp van mijn oor en dan ga ik via het glijbaantje in mijn oor zo die gehoorgang in, in de richting van de buis van Eustachius. Meestal is eerst mijn rechteroor aan de beurt en dan links. Soms ga ik nog even terug naar rechts, omdat het dan bijvoorbeeld een beetje jeukt, waar het wattenstaafje eerder zat.

En soms, por ik zó hard in mijn oor, dat ik ervan moet hoesten. Kennelijk staat je oor ook op de een of andere manier in verbinding met je keel. Dat is natuurlijk niet zo raar want, alles zit natuurlijk aan elkaar vast. Je oor aan je hoofd en je hoofd aan je keel.

Dan por en draai ik zo hard in mijn oor’s gehoorgang dat ik ervan moet hoesten. Op zo’n moment besef ik me natuurlijk ook wel dat mijn verslaving veel te ver gaat, ik het niet meer onder controle heb en ik mijn eigen gezondheid in gevaar breng. Maar een oor is nu eenmaal een heel interessant en lichtelijk sexy, uitwendig orgaan. Vind je het leuk als ik de woorden sexy en uitwendig orgaan in een zin gebruik? 

zondag, januari 13, 2013

Maximum


Ik deed achtentwintig stappen en toen bleef ik staan. Meer dan ik ooit deed. Achtentwintig stappen en misschien wel een sprong aan het eind. De grootste sprong die ik ooit heb gedaan. Ver springen vroeger op school bij de gymles was er niets bij. De snelste sprint die je ooit heb gedaan, de verste slag bij honkbal die je ooit hebt gehaald en de beste score bij de coopertest. Allemaal niet te vergelijken.

Mijn neus zit vol met snot als ik aankom en mijn oksels jeuken maar ik kan niet zeggen dat ik het niet geprobeerd heb. We hebben het niet eens meer over proberen het gaat hier om een beproeving, de ultieme test, is het niet?

Als ik mijn ogen dichtknijp kan ik het zien maar mijn zicht is troebel. Troebel door de hartkloppingen en het zweet dat mijn concentratie wegneemt. De finish is niet ver, hoewel ik betwijfel of de eindstreep niet steeds zal verplaatsen. Ik vraag mijzelf af aan welke wedstrijd ik eigenlijk meedoe.

Ik deed achtentwintig stappen en toen bleef ik staan. Meer stappen dan ik ooit deed. Achtentwintig grote stappen en misschien wel een mega sprong aan het eind. Een sprong naar links en een sprong naar rechts en een sprong in het diepe en ik blijf maar springen.

Als een kikker kom ik dichterbij. Glibberig en groen en met grote, uitpuilende ogen kijk ik rond terwijl ik met mijn zuignappen deze grote steen omklem. Ik behoor tot de amfibieën, ik ben koudbloedig en één van miljoenen. Van een kikkervisje ben ik uitgegroeid tot een brulkikker. Ik eet alles wat in mijn bek past. Ik heb weinig vijanden.

Godallejezus, wat een halfgaar metaforisch gelul. Dat met die kikker gaat echt te ver. 

zaterdag, januari 12, 2013

Standje Shakespeare


Romeo, oh Romeo, waarom zijt gij Romeo? Waarom ben je niet gewoon wat meer zoals iedereen? Waarom moet je eigenlijk zo raar doen? Gast, doe niet alsof je nog nooit eerder verliefd bent geweest. Dat is echt onzin en dat weet jij ook. Vlak voordat je mij zag, had je zogenaamd nog een gebroken hart. Echt een player ben jij. Wat nou gebroken hart. Als je echt van dat meisje had gehouden, was je echt niet zo snel met een ander gegaan, hoor. Ik weet, dat soort dingen kosten tijd. Hoe weet ik zeker dat je er niet heel snel met een ander vandoor gaat als we eenmaal getrouwd zijn? Kun je mij enige garantie geven dat je niet ook bij tien anderen onder hun balkon mooie gedichten staat voor te dragen en de klimop in klautert? Het zou me niets verbazen als jij meer meisjes hebt ontmaagd.

En hoe weet ik eigenlijk zeker, dat als ik sterf voor jou, jij dat ook voor mij zal doen? Ik maak dat dan niet meer mee. Voor hetzelfde geld ben je een week in de rouw, uit soort van respect en sta je daarna alweer andere meiden te daggeren op een of ander gemaskerd bal. En dan nog iets, wat is nu eigenlijk liefde op het eerste gezicht? Bestaat dat wel? Zo verschrikkelijke knap ben je nu ook weer niet. Achteraf gezien denk ik dat we veel te snel in het huwelijksbootje zijn gestapt. Jezus. Ik voelde me ook best onder druk gezet, moet ik zeggen.

En dan nog iets, ik baal er echt van dat je zo negatief doet over mijn ouders en familie. Familie is super belangrijk voor mij en eigenlijk hè, moet ik helemaal niet bij iemand willen zijn die zich ongemakkelijk voelt in de buurt van mijn vader en moeder. Mijn moeder is mijn beste vriendin en ik wil helemaal geen geheimen tegenover haar hebben. En mijn vader, is de meest lieve en onhandige man die ik ken. Als je mij wil, krijg je hem erbij, oke?! Graag of niet?!

Laat maar, ik merk het al. Jij wilt helemaal niet bij mij zijn, jij loopt gewoon je leuter achterna. Leuter ja, zo ouderwets is dat woord niet, hoor. Ik meen het, hoor. Dit is echt de laatste keer. Nog één keer zo’n rare actie of niet op komen dagen en ik pak mijn koffers. Dus, wat wordt het? Romeo of Julia?

woensdag, januari 09, 2013

Domweg commotie in de Dapperstraat


Een persoon liep over straat en zag een man aan de overkant van de stoep een vrouw duwen. De persoon stond op scherp. De persoon liep dichterbij de man en de vrouw, niet omdat deze persoon dat wilde maar omdat deze persoon gewoon die kant op moest die dag en dat specifieke moment van de dag. De persoon kwam steeds dichterbij de man en de vrouw op de stoep en deze persoon voelde zijn hart in zijn borst kloppen. Het zweet brak deze persoon uit.

De man op de stoep die met de vrouw liep sprak eerder tegen de vrouw. Hij vertelde haar dingen die de persoon niet heeft kunnen horen. Deze persoon had een verkeerd beeld gekregen, omdat deze persoon een conclusie had getrokken op basis van onvolledige informatie. Deze persoon had direct invulling gegeven aan hetgeen deze persoon gezien had. De persoon kreeg het beeld dat de relatie tussen de man op de stoep die met de vrouw liep, niet was zoals hij behoorde te zijn. Niet per se zoals deze persoon vond dat een relatie behoorde te zijn, maar eerder zoals een relatie behoorde te zijn gerelateerd aan wetgeving aangaande, bijvoorbeeld, huiselijk geweld. Deze persoon wist toevallig dat het mogelijk was een verdachte van huiselijk geweld tijdelijk, dan wel voor altijd, uit huis te plaatsen.

Ook al vond dit gewelddadig tafereel, zoals deze persoon dit inmiddels voor zichzelf had geconcludeerd, niet in huis plaats, maar op straat, toch vond deze persoon dat het eventueel legitiem zou kunnen vallen onder de wetmatigheden omtrent ‘huiselijk geweld’.  

Dit alles vond plaats in minder dan een minuut en terwijl deze persoon het gewelddadig tafereel naderde, kwamen ook de stemmen van de man en de vrouw op de stoep beter in het gehoor te liggen. Deze persoon spitste zijn oren. Langzaam maar zeker begonnen de klanken van de man en de vrouw op de stoep op woorden te lijken.

Deze persoon vond het heel spannend. Deze persoon stelde zich voor dat hij misschien wel eens de redder in nood kon zijn en begon zich af te vragen of hij sterk genoeg was om de man op de stoep die naast de vrouw liep een flinke zet te geven zodat hij in de berm terecht zou komen. Of bijdehand en scherp genoeg om de man een knietje te geven in zijn noten, daarna alsnog in de berm te duwen, de vrouw vervolgens bij de hand zou nemen en het op een rennen te zetten en tegelijkertijd 112 te bellen om aangifte te doen. Verschillende scenario’s speelde zich af in het hoofd van deze persoon.

De man sprak woorden tegen de vrouw en waar deze persoon, die zich inmiddels op steenworp afstand van de bruutheid bevond, had verwacht dat deze woorden driftig en militair zouden klinken, klonken zij luchtig en speels. Toen deze persoon quasi argeloos de man en de vrouw op de stoep met de fiets passeerde, hoorde deze persoon het woord ‘Lieveheersbeestje’ vallen.

Lieveheersbeestje. Gevolgd door een schaterlach. Van zowel de man als de vrouw.

Deze persoon reed voorbij het kibbelende en kletsende en verliefde stel, dat elkaar duwtjes gaf van opwinding en keek naar de man zijn gezicht. Waar de man van ver af een kwaadaardige grizzlybeer leek, zag deze persoon van voor ineens het gezicht van een teddybeer, bovenop zijn grote berenlijf. Zo een met een rode glimmende neus waar je op kunt drukken en dat hij dan zegt: ‘Ik hou van jou!”. 

zondag, januari 06, 2013

Een voor allen allen voor een een voor een


Het heeft te maken met een stap naar voren doen en buigen. Misschien zul je wel moeten knielen, zoals wanneer er iemand geridderd wordt. Het moment in de film waar ik eigenlijk altijd twijfel of iemand moet knielen omdat hij daadwerkelijk geprezen gaat worden, of omdat twee seconden later zijn hoofd afgehakt wordt. Het zwaard wordt op de linkerschouder gelegd en verschuift langzaam, over het hoofd, naar de rechterschouder. Ik houd altijd even mijn adem in en soms doe ik zelfs mijn ogen dicht. Als ik mijn ogen weer opendoe zie ik de koning lachen en de stoere ridder trots kijken naar de dochter van de koning, die hij een aantal scènes later in haar grotje zal nemen.

Het heeft te maken met een stap naar voren doen en buigen, of misschien wel een stap terug doen en knielen en dan buigen. Op je buik gaan en omhoog klauteren maar vooral niet vergeten te buigen. Een stap naar voren doen en buigen.

Afwachten is niet nodig maar soms wel de meest verstandige optie. Als je als ridder verstopt zit achter een bosje aan de rand van de weg en de vijand opwacht die in de verte aankomt met een kar, en het duurt je wat te lang, dan zet je niet je hardste gil op terwijl je het pad versperd als ze nog niet dichtbij genoeg zijn. Dan hebben ze nog de mogelijkheid om een bospad eerder af te slaan. Dat is dom. Dan krijg je geen eretitel van Koning Arthur. Doei.

Het heeft te maken met verantwoordelijkheid nemen, maar niet overdrijven. De natuur zijn werk laten doen. Je harnas goed onderhouden en je knol te eten geven. Krachtig en moedig zijn en vol eer, maar soms even niet strijden voor je ‘Landlord’. Trouw zijn en buigen. Ademen, en je niet laten verblinden door dat schild voor je snufferd. Aan alles komt een einde. Zelfs die mooie, historische, romantische, sprookjesachtige riddertijd vol met lust en liefde en lekkere stukken vlees en ook omsluierd met dood, verderf, verdriet, bloed en verraad. Aan alles komt een einde en ik kan je, in dit geval, precies vertellen wanneer; in de late Middeleeuwen.

Net als de tijd van de Grieken en de Romeinen en de tijd van de VOC en de tijd van de Verlichting en de Moderne tijd en de Renaissance en de Tweede wereldoorlog en de Eerste ook.  En het Expressionisme en het Kubisme en het Imperialisme en het Futurisme en het Surrealisme en nu doen we gewoon alles allemaal tegelijk want dat is onze oplossing want wij zijn allemaal ridders en we zijn moedig en standvastig en eigenzinnig en ongeduldig. Laisser faire.

zaterdag, januari 05, 2013

Lepeltje-lepeltje


Ik stap de deur uit en begin te lopen. Twee kilometer, drie, vijf. Ik loop tot ik het zweet op mijn rug begin te voelen. Ik loop tot het donker is. Ik loop tot mijn hersenpan niet meer zo kraakt. Ik loop tot mijn maag begint te knorren en ik mijn stappen niet meer zo daadkrachtig kan zetten als bij de eerste kilometers omdat ik me trillerig voel. Acht, elf, veertien, vijftien. Ik loop tot het niet meer donkerder kan worden dan het al is.

Thuisgekomen stook ik de kachel hoog en eet ik soep terwijl ik sta in de woonkamer en naar buiten kijk in de zwarte gaten van mijn ramen. Ik eet soep tot ik het zweet over mijn voorhoofd voel druppelen. Ik eet soep tot mijn hersenpan niet meer zo kraakt. Ik eet soep tot mijn maag stopt met knorren en zelfs begint te borrelen omdat ik te veel soep eet en ik er trillerig van word.

Bij de laatste hap soep vergeet ik de lepel uit mijn mond te halen. Ik klem hem vast met mijn lippen zodat hij niet op de grond valt. Ik breng mijn lege kop soep naar de keuken, op de terugweg naar de woonkamer raap ik wat kledingstukken van de vloer, met de lepel nog steeds in mijn mond, en beslis dat de theedoek in de keuken ook maar eens in de was moet. Ik loop terug naar de keuken, met de lepel nog steeds in mijn mond, en pak de theedoek. Met het stapeltje wasgoed, en de lepel nog steeds in mijn mond, loop ik naar de wasmachine. Ik prop de hoop in de trommel, schuif de knop op 40 graden, met de lepel nog steeds in mijn mond, en zet het programma aan.

Als ik terugloop naar de woonkamer merk ik dat de eerste kwijldruppels aan de zijkant van de lepel in mijn mond naar buiten willen. Zonder de lepel vast te pakken met mijn handen probeer ik met mijn tong en gehemelte nieuwe grip te krijgen op het ding. Het lukt.

Met herpakte moed beweeg ik mij weer door het huis. Ik kijk tv, lees een boek, kijk tv en lees tegelijkertijd een boek. Ik kijk in de spiegel en pas een kledingstuk dat ik lang niet meer aanhad en ik trek met mijn wijsvinger een lange streep in het stof op de boekenplank boven mijn bed. En dan

valt de lepel op de houten vloer. Ik voel een mug in mijn oog prikken.

Ik doe mijn jas aan en stap de deur uit en begin te lopen. Twee kilometer, drie, vijf.